Juridische status van graven bij verplaatsing stoffelijke resten

Rubriek: Begraven en regelgevingOnderwerp: i. Opgraven / herbegraven

VRAAG

U heeft een vraag gesteld met betrekking tot het verplaatsen van circa acht graven die in het wortelpakket van een forse boom gelegen zijn. Die boom moet verplaatst worden, waarbij de wortels van de boom zo min mogelijk schade oplopen. Wat zijn hierbij de juridische aandachtspunten ten aanzien van het verplaatsen van de stoffelijke resten die zich in de graven bevinden?

ANTWOORD

Elke begraafplaats moet op grond van artikel 27 van de Wet op de lijkbezorging (Wlb) een register bijhouden van alle begraven lijken met een nauwkeurige aanduiding van de plaats waar zij begraven liggen. Dit is overigens een openbaar register. Deze verplichting geldt voor alle begraafplaatsen, ongeacht wie de eigenaar van de begraafplaats is.

De grafsoort van de graven is van belang in het proces van het verplaatsen van de stoffelijke resten. De Wlb geeft over de verschillende grafsoorten in artikel 23, lid 2 het volgende aan:

Artikel 23
1. Begraving geschiedt op een begraafplaats.
2. Begraving geschiedt in een algemeen graf, waarbij de houder van de begraafplaats bepaalt wie daarin wordt begraven, dan wel in een particulier graf, zijnde een graf waarop een uitsluitend recht is gevestigd, waarbij de rechthebbende bepaalt wie daarin wordt begraven.

Voor het mogelijk verplaatsen van de graven moet duidelijk zijn welke grafsoort het betreft, een algemeen graf of een particulier graf (voor 1991 vaak ‘eigen graf’ genoemd). De houder van de begraafplaats moet weten welke grafsoort het betreft. Dat moet terug te halen zijn uit de begraafplaatsadministratie, uit een reglement of grafakte waarin opgenomen was welke grafsoorten er in gebruik waren.

Algemeen graf:

Een graf is uitgegeven voor een bepaalde periode die niet verlengd kan worden. Er zijn een paar begraafplaatsen die daar een uitzondering op zijn en waar verlenging wel mogelijk is. Dergelijke algemene graven gaan meer richting een particulier graf, maar zulke algemene graven laat ik buiten beschouwing om het niet nodeloos ingewikkeld te maken. Mochten de betreffende graven wel die status hebben, behandel ze dan als particulier graf.

De houder van de begraafplaats beslist over algemene graven. In principe ook of een dergelijk graf verplaatst zou worden, hetgeen echter zelden voorkomt. Een belangrijk punt hierbij is dat bij het verplaatsen van de graven er sprake is van een opgraving waarvoor een vergunning vereist is. Die vergunning, daar kom ik zo op terug.

Particulier graf:

Een particulier graf is een graf waarop een ‘uitsluitend recht’ rust. De rechthebbende heeft de volledige zeggenschap over een dergelijk graf en steeds het recht op het verlengen van het grafrecht. Hij bepaalt wie er in het graf begraven wordt, of er asbussen in bijgezet worden, of er een monument op het komt en zo ja, wat voor monument, bepaalt of grafrecht verlengd wordt of niet. Maar moet ook toestemming geven wanneer er sprake zou zijn van een opgraving.

Uit bovenstaand moet duidelijk zijn dat de grafsoort van de betreffende graven bepaald hoe het proces verder kan verlopen.

Bij verplaatsen van stoffelijke resten is er altijd sprake van een opgraving en herbegraving. Juridisch is dat iets anders dan een ruiming van een graf. Voor elke opgraving is op grond van artikel 29, lid 1 Wlb een vergunning van de burgemeester vereist. De burgemeester van de gemeente waarin de begraafplaats gelegen is. Artikel 29, lid 1 geeft aan:

Artikel 29
1. Een lijk wordt slechts opgegraven met vergunning van de burgemeester van de gemeente waarin het is begraven, en, indien het een particulier graf betreft, met toestemming van de rechthebbende op het graf.
2. Aan de vergunning verbindt de burgemeester de nodige voorschriften betreffende geneeskundig toezicht alsmede vervoer en bestemming van het lijk.

Stel dat de graven algemene graven zijn. De wettelijke grafrust termijn van 10 jaar moet sowieso verstreken zijn, anders wordt er in principe geen vergunning tot opgraving verleend. De houder van de begraafplaats dient de afgesproken termijn, waarvoor het graf is uitgegeven, af te wachten. Dus wanneer een algemeen graf voor 15 jaar uitgegeven is, moet er minimaal 15 jaar gewacht worden voordat de houder van de begraafplaats ‘iets’ met het graf kan. Voor het verstrijken van de uitgiftetermijn, moet de houder van de begraafplaats de belanghebbende op grond van artikel 27a van de Wlb informeren dat de uitgiftetermijn verstrijkt en dat een opgraving en herbegraving mogelijk is. Geeft de belanghebbende hier geen reactie op, kan het graf in principe geruimd worden. Voor een ruiming is op grond van artikel 31 Wlb geen vergunning tot opgraven vereist. De houder van de begraafplaats gaat daar over.

Zijn de betreffende graven algemene graven waarvan de uitgiftetermijn aantoonbaar verstreken is en de graven zouden geruimd worden, dan is daar geen vergunning voor vereist. Echter wel van belang is dat daar duidelijke communicatie richting belanghebbenden over is.

Zijn het algemene graven waarvan de uitgiftetermijn aantoonbaar verstreken is en het is de bedoeling om de graven op een andere locatie in stand te houden, dan is er sprake van een opgraving en herbegraving waarvoor een vergunning tot opgraving vereist is.

Stel dat de graven particuliere graven zijn. Ook hier geldt dat de grafrusttermijn van tien jaar verstreken moet zijn. Wanneer de houder van de begraafplaats de wens heeft om de graven te verplaatsen, dan kan dat alleen met instemming van de rechthebbende. Dit vraagt een zorgvuldig communicatieproces. Handel dat niet schriftelijk af, maar in persoonlijke gesprekken. Gesprekken die gevoerd worden door iemand die niet alleen het belang van het verplaatsen van de boom in verband met de herinrichting kent, maar juist ook de juridische en emotionele aspecten die bij een graf, bij een begraafplaats, horen. De toon van een eerste gesprek bepaald of een nabestaande akkoord gaat met ingrijpende zaken rondom ‘zijn’ graf is de ervaring. Gaat de rechthebbende niet akkoord met de verplaatsing, dan gaat het niet door. Er zou een gang naar de rechter gemaakt kunnen worden, maar hiervan zijn geen voorbeelden bekend van wanneer het zou gaan over verplicht meewerken aan de verplaatsing van een graf. Gaat de rechthebbende wel akkoord met de verplaatsing van ‘zijn’ graf, dan moet er een vergunning tot opgraving aangevraagd worden bij de burgemeester. Een schriftelijke verklaring van de rechthebbende dat hij akkoord gaat met een opgraving, dient bij de aanvraag gevoegd te worden.

Wanneer de burgemeester een vergunning tot opgraven en herbegraven verleend heeft, hebben belanghebbenden op grond van de Algemene wet bestuursrecht, een termijn van zes weken om bezwaar te maken tegen de opgraving. In de vergunning neemt de burgemeester eisen op waaraan voldaan moet worden bij de uitvoering van de op- en herbegraving. Een simpel uit te voeren eis kan zijn dat de stoffelijke resten geborgen moeten worden in een nieuwe kist.

Kortom, de houder van de begraafplaats dient eerst duidelijkheid te verkrijgen over de juridische status van de graven, alvorens er ‘buiten gestart kan worden met het voorbereidende werk van het verplaatsen van de boom.

IW feb '25
13 mei 2025