Beter goed gejat dan slecht verzonnen

Investeren in diverse vormen van asbestemmingen is voor de meeste begraafplaatsen een noodzaak geworden om te overleven. Met een columbarium alleen redt u het niet meer. Inspirerende voorbeelden uit Breda, Amsterdam, Zoetermeer, Rotterdam en Heemstede.

Beter goed gejat dan slecht verzonnen

© Anja Krabben

Investeren in diverse vormen van asbestemmingen is voor de meeste begraafplaatsen een noodzaak geworden om te overleven. Met een columbarium alleen redt u het niet meer. Inspirerende voorbeelden uit Breda, Amsterdam, Zoetermeer, Rotterdam en Heemstede.

Vrienden die net terug waren uit Japan toonden foto’s van begraafplaatsen die zij daar hadden bezocht. Ik zag op de foto’s de grafstenen heel dicht op elkaar staan, daar was duidelijk geen lichaam de grond in gegaan. Verbazing bij de Japangangers. Ze hadden geen idee dat ze feitelijk één groot asbestemmingsgebied hadden bezocht, met uitsluitend ondergrondse asbestemmingen, oftewel urnengraven. Praktisch iedereen wordt gecremeerd in Japan. Wegens ruimtegebrek zo luidt de verklaring. Maar toch kiezen de meesten daarnaast ook nog voor een graf, een urnengraf afgedekt met een grafsteen, in rijen naast elkaar, waardoor het op een gewone, traditionele begraafplaats lijkt.

Dat is één manier om de as te bewaren, net doen alsof het lichamen zijn en gewoon begraven. Maar dat is bij lange na niet genoeg om Nederlanders die voor crematie én bijzetting kiezen te bekoren.

Honingraat

Sommige begraafplaatsen menen dat dat ene columbarium dat ooit is neergezet, in de jaren zeventig, tachtig of negentig van de vorige eeuw, voldoende is. Er is nog plek zat, dus waar maken we ons druk om? (Maar juist het feit dat er nog plek zat is, moet toch een aanwijzing zijn?)

Hoe ouder de urnenmuur, hoe groter de kans dat het een zogenaamde honingraat urnenmuur is. Ik citeer met plezier Wim van Midwoud, in zijn artikel ‘Pas op, een urnenmuur!’:

‘Is dat zo’n vreselijk smakeloze gewassen-grint-honingraat-urnenmuur? Ja, daar staat er weer één. De toch zo gemakkelijke dertien-in-een-dozijn-urnennissen die overal te plaatsen zijn door de grossierende betonboer. Hier zo’n vijftig gapende nissen, waarvan er vier zijn gevuld met een urn. “We moeten meedoen. Tegenwoordig laten plaatsgenoten zich soms cremeren en ook hen bieden wij, gastvrij als wij zijn, onderdak.” Mis. Ook de gecremeerde medemens heeft recht op enig gevoel van smaak en harmonie.’

Dat schreef Van Midwoud in 2008. Tien jaar later staat de honingraatmuur nog op menig begraafplaats. Deze urnenmuur was lange tijd één van de meest gekozen asbestemmingen voor begraafplaatsen én crematoria. “Maar dat was omdat er in het begin niets anders was. Asbussen bijzetten gebeurde weinig,” zegt Hans Boer, directeur van Van den Ban Begraafplaatsinrichting. “Van den Ban was de eerste leverancier die deze muren in Nederland leverde,” vertelt hij (zie de foto op p. 9). “De vorige directie is er in de jaren zeventig mee begonnen, de eerste werden uit België geïmporteerd. Het paste goed in die tijd, gewassen beton was toen nog redelijk nieuw. Elementen met een siergrind afwerking waren populair. De ontwerpen hebben nu strakke afwerkingen, zoals glad gekleurde beton of een geslepen afwerking. En uiteraard wordt er veel gewerkt met andere materialen zoals natuursteen.”

“Ze zijn absoluut minder populair nu,” vervolgt Boer, “maar ze worden nog steeds geleverd. Vooral aan kleinere kerkelijke begraafplaatsen. Voor hen is het een voordeel dat ze relatief goedkoop en prefab zijn. Je begint met enkele en je kunt dat geleidelijk uitbreiden. Ook een voordeel is dat je het heel eenvoudig zelf kunt opbouwen. Het is eigenlijk een zelfbouwpakket. Wij garanderen anno 2018 nog steeds een naleveringsmogelijkheid voor dit type, maar het mag duidelijk zijn dat het niet veel meer wordt besteld.”

 Kleurrijk

Op begraafplaats Zuylen in Breda zijn naast de gebruikelijke asbestemmingen, zoals urnengraven, een columbarium en een verstrooiveld, diverse andere, meer bijzondere vormen van asbijzetting te vinden: tulpenmonumenten (urnamenten), urnenheuvels rond een vijver en urnengraven onder pergola’s met blauwe regen. Wat werkt goed en wat is minder populair, vragen we aan Roel Stapper, directeur van Zuylen. “De pergola is de meest populaire asbestemming,” zegt hij. “Het is vlakbij de ingang,” grapt hij. Dat zal vast een rol spelen, maar dat is niet de enige reden. “Het is groen. En de sfeer speelt een rol. Mensen voelen zich er geborgen, maar toch niet opgesloten. Wat bijvoorbeeld niet meer loopt, is het columbarium. Mensen houden niet van de beslotenheid. Ook omdat de sociale controle daar minder is.” Op Zuylen bestaat het columbarium uit meerdere muren in een rij, met een halfopen dak erboven.

“Daarnaast lopen de tulpenmonumenten ook erg goed. De eerste 21 waren zo weg, waarna we er meer bij hebben gekocht.” Zijn ervaring is: “Asbestemmingen mogen tegenwoordig kleurrijk zijn. En mensen moeten er zelf iets mee kunnen doen, er iets bij kunnen zetten, het verzorgen, het als hun eigen plek ervaren.”

Tuintjes

Dat columbaria het niet meer goed doen, is op veel begraafplaatsen te horen. Jarda Dijk, afdelingshoofd Uitvoering Openbare Ruimte in Heemstede: “Het columbarium op begraafplaats Herfstlaan loopt al jaren niet meer. Hij staat er al heel lang en is inmiddels voor 2/3e vol, maar mensen kunnen zich daar te weinig uiten. Je ziet dat ze een plek eigen willen maken met eigen spulletjes. Zoals dat bij ons op de urnentuintjes kan, die lopen dan ook erg goed.”

Ook Marie-Louise Meuris, oud-directeur van De Nieuwe Ooster, zegt: “Urnenmuren zijn absoluut op hun retour. Minder steen, zou ik zeggen.” We spreken haar omdat zij verantwoordelijk was – samen met Karres en Brands landschapsarchitecten – voor een van de meest ambitieuze en bijzondere asbestemmingsgebieden van Nederland. Het gebied dateert uit 2006 en maakte onderdeel uit van een grote renovatie van de begraafplaats. Het asbestemmingsgebied is onderverdeeld in rechte stroken; op elke strook is een andere vorm van asbestemming mogelijk en heeft een eigen uitstraling. Er zijn diverse groenstroken met een vaste beplanting in één kleur, een galerij met hoge sokkels voor – liefst bijzonder vormgegeven – urnen, een urnenvijver en een unieke urnenmuur qua vorm, materiaal en kleur. Voor ieder wat wils, zou je zeggen, maar sommige stroken waren van het begin af aan niet populair. Meuris: “De paarse strook liep niet goed, terwijl ie erg mooi is qua beplanting. Er staan grassen en Perovskia’s, een paarse, hoge vaste plant. De rode strook daarentegen, met rode beplanting – ook prachtig – was vrijwel onmiddellijk vol. Wat was nu het verschil? In de paarse strook mochten alleen staande grijze stenen worden gezet. Dat wilden mensen blijkbaar niet. Vrij snel is besloten een deel van de paarse strook her in te richten conform de rode strook. De architecten hebben binnen de strook – het waren een aantal banen met paden – over de volle lengte een extra strook gelegd met urnengraven van 1 x 1 meter. En toen werkte het. Het loslaten van de strenge regels deed het hem. Want op die 1 x 1 meter is het beplanten vrij en mogen mensen zelf bepalen welke steen ze willen. Omdat de baan is opgenomen in het grote geheel kan dat eigenlijk heel goed. Dan is er nog een strook met varens en magnoliabomen, een meer natuurlijk gebied. Voor zover ik weet liep dat niet en nu nog niet. Het voorschrift is dat je daar alleen een liggende geelachtige steen mag neerleggen en verder helemaal niets. Dat voorschrift is hier niet losgelaten en dat werkt dus niet. Zelf vind ik dat de mooiste strook, maar de voorschriften zijn te strikt.”

“Je kunt dus heel duidelijk op De Nieuwe Ooster zien wat mensen willen. Ze willen groen én de mogelijkheid zelf nog iets te doen met de plek. Hoezo natuurbegraafplaatsen? Maar ook willen ze zo min mogelijk voorschriften, ze willen vrij zijn in wat ze doen. Op De Nieuwe Ooster zeiden medewerkers altijd dat het typisch Amsterdams was om met tuintjes bezig te zijn. Ik weet niet of dat zo is.”

Een échte urnentuin

Ada Wille, landschapsarchitecte, denkt dat die behoefte overal te zien is. Maar daarnaast ziet ze ook een groep mensen die ‘tobben met hun plekje’ en denken: ‘hoe houd ik het mooi’. Die wel blij zijn als niet alleen het onderhoud maar ook de plaatsing van het groen uit handen wordt genomen. Dat is het idee achter een recent project van haar: een nieuwe urnentuin op begraafplaats Hoflaan in Zoetermeer.

Wille: “We spreken al snel over een urnentuin, maar meestal is de uitwerking heel anders. Vaak is het een verkaveld veld, met ieder zijn eigen plekje en spullen uit het tuincentrum. Ik wilde nu eens een echte tuin maken en daarbinnen geen privétuintjes meer. Ik heb van de oorspronkelijke drie afzonderlijke hofjes met een standaard inrichting van urnengrafjes van circa 1 vierkante meter, één doorlopende tuin gemaakt. Zonder afzonderlijke kaveltjes, maar waar de urnengrafjes zijn geïntegreerd in een totaalbeplantingsplan. De maat van de stenen zijn kleiner. Standaard is een bak voor vier urnen – waar overigens vaak maar twee urnen in staan – en daarboven een steen van 1 x 1 meter. Ik heb een klein type urnengraf ontworpen. Met daarop een naamtegel van 30 x30 cm en zuiltjes waarop een urn of kunstwerk geplaatst kan worden. Mensen mogen daar alleen nog een steekvaasje bij zetten.”

En als dat toch niet loopt? En mensen er toch weer van alles bij gaan plaatsen? “Dan kan het worden aangepast. Maar er zijn op Hoflaan dan genoeg plekken met asbestemmingen waar dat wel kan. Het belangrijkste is dat er keuze is.”

Hergebruik graf

Door een oud monument om te vormen tot een urnenplaats, kunt u twee vliegen in één klap vangen, want ook hergebruik graven is een actueel onderwerp, en dan vooral vanuit duurzaam oogpunt. Hans van Doorn van Memodes, die tegenwoordig vooral actief is in Duitsland, heeft daar diverse Duitse voorbeelden van uit eigen praktijk. Een praalgraf uit 1905 op het kerkhof van de Evangelische Kirchengemeinde in Witten is het meest aansprekende voorbeeld. De rechten van het graf werden niet meer verlengd, maar het Jugendstil monument wilde de begraafplaats graag behouden. Van Doorn kreeg de opdracht er een urnengedenkplaats van te maken. Voorwaarde was dat van de inkomsten uit de verhuur van de urnengraven het onderhoud van het praalgraf bekostigd kan worden. Aan beide zijden van de zuilengang, waar eens de familiegraven lagen, zijn 24 urnenkelders geplaatst. Aan de zuilen zijn op smeedijzeren dragers sierurnen bevestigd van CeKaBe.

Ook in Senden en Großräschen zijn historische grafmonumenten omgebouwd tot respectievelijk urnenkelders en urnengraven. “En ook hier worden de kosten en de instandhouding betaald uit de opbrengsten van de rechten op de urnengraven,” vertelt Van Doorn.

Op Begraafplaats Oud Kralingen in Rotterdam is iets vergelijkbaars gebeurd met het mausoleum van de familie Kruyff. Het 9 meter hoge en 5,5 meter brede gebouw dateert uit 1911 en is in 2015, na een grondige renovatie, opengesteld als columbarium.

Hoe loopt dat, vragen wij aan de heer Jacobse, kerkrentmeester en bestuurslid van de begraafplaats. “Eerlijk gezegd niet zo goed. Van de 100 plekken zijn er misschien 10 bezet. Maar,” geeft hij direct als verklaring: “Dat ligt aan onszelf. We hebben er te weinig reclame voor gemaakt. Het is lastig om in contact te komen met mensen die dit zouden willen. Daarom gaan we er nu een aparte folder voor maken en vragen aan de uitvaartondernemers of zij de folder mee willen nemen na een overlijden.”

De begraafplaats is eigendom van de Hervormde gemeente Kralingen, maar het heeft volgens Jacobse niets met de kerkelijke signatuur te maken. “Oud Kralingen is weliswaar nog altijd eigendom van de kerk, maar is al in het begin van de 19e eeuw, rond 1830, aangemerkt als algemene begraafplaats. Iedereen mag er liggen, en ligt er ook. We hebben 250 tot 300 begrafenissen per jaar, ik denk dat nog geen 20% van kerkleden is.”

De renovatie heeft veel geld gekost. “Bijna 700.000 euro, 300.000 euro is gesubsidieerd door de provincie Zuid-Holland. De rest is gefinancierd met giften en eigen geld.” Toch zou Jacobse het absoluut anderen aanraden, een monument ombouwen tot columbarium. “Maar kijk dan goed naar de markt. Ik ben wel eens op regiodagen van de LOB in Brabant geweest. En daar viel mij op hoeveel verschillende asbestemmingen ze daar hebben, zeker vergeleken met Rotterdam. Ik heb het idee dat in Rotterdam de mensen meer voor verstrooien kiezen. Ook onze ondergrondse urnenkelders lopen niet hard.”

“Toch is de restauratie het absoluut waard geweest, want dit gebouw heeft een positieve uitstraling op de hele begraafplaats, maakt het mooier en aantrekkelijker, waardoor mensen graag een graf in de buurt van het mausoleum uitzoeken.”

 Iets te kiezen

Ook op de Algemene Begraafplaats Herfstlaan in Heemstede staat een monumentale graftombe, uit 1874, ooit eigendom van de familie Van Vollenhove. Ook daar zijn de rechten van verlopen en de begraafplaats wil er een nieuwe functie aan geven. Deze zomer werd bekend gemaakt dat het een opbaarkamer wordt, die vermoedelijk niet zal worden beheerd door de begraafplaats zelf maar door regionale uitvaartondernemers. “Maar de details daarover moeten nog helemaal worden uitgewerkt door de gemeente,” zegt Jarda Dijk. Belangrijke vraag voor ons: is overwogen er een bijzonder columbarium van te maken? “Jazeker, daar is zelfs als eerste naar gekeken. Het had makkelijk gekund: urnenplekken in de kelder en daarboven een zit- verblijfsruimte. Het is niet gebeurd omdat we al veel verschillende asbestemmingen hebben en plannen voor meer. Naast het columbarium en de urnentuintjes, is er een zuilenplein met asbestemmingen in de vorm van dennenappels, die heel goed passen in het het bosachtige karakter van de begraafplaats. En er wordt nu gewerkt aan een urnenbos.” Voordat de nieuwe asbestemmingen werden aangelegd, heeft Jarda Dijk gekeken op diverse andere begraafplaatsen, waaronder de natuurbegraafplaats in Bilthoven, de natuurbegraafplaats in Hoog Soeren en het bosperceel op De Nieuwe Ooster.

Heemstede heeft evenals Wijdemeren (zie p. 23-26) vooral gekozen voor ‘groene asbestemmingen’. Dat lijkt de trend: groen en liefst in een apart, zo bosachtig mogelijk gebied(je) op de begraafplaats. Maar niet alleen. Dijk: “Mensen willen best terug naar de begraafplaats met hun as, mits ze wat te kiezen hebben.”


Nieuwe asbestemmingen, hoe beginnen?

Waar en wat – Ada Wille: “Zoek de plek waar de asbestemmingen moeten komen zorgvuldig uit. Bedenk goed hoe het eruit moet gaan zien.”

“Kijk goed naar de begraafplaats. Graven om (oude) bomen kan vaak niet meer, vanwege de wortels, maar je kunt daar nog wel asbestemmingen kwijt. Ga echter niet elk gat opvullen, zonder visie. Ook daar is Zoetermeer een voorbeeld van. Rondom de vijver zijn diverse asbestemmingen geplaatst, terwijl dit was bedoeld als parkruimte voor de begraafplaats. De oude urnentuin heeft die parkruimte aangetast.”

Couleur locale – Roel Stapper: “Bij alles wat je plaatst, let op de couleur locale.” En dat betreft niet alleen de sfeer en het bijzondere karakter van de eigen begraafplaats, maar ook van de monumenten die er al staan, van de streek, de voorkeur van nabestaanden en mensen die de begraafplaats bezoeken.

Kijk bij anderen – Bezoek andere begraafplaatsen, kijk wat zij doen, leer van hun ervaringen, laat u inspireren en neem over wat u bevalt en wat op uw begraafplaats past (let op de couleur locale). Want: Beter goed gejat dan slecht verzonnen.

zuylen-pergola

Pergola op begraafplaats Zuylen met urnengraven. “Mensen voelen zich er geborgen, maar niet opgesloten.” Foto: Anja Krabben

zuylen-urnenheuvel

Bovengrondse urnengraven op begraafplaats Zuylen. Foto: Anja Krabben

dno

Een deel van het asbestemmingsgebied op de Nieuwe Ooster. Foto: Anja Krabben

hoflaan

Een deel van de nieuwe urnentuin in Zoetermeer. Foto: Ada Wille

witten

De urnengedenkplaats in Witten, Duitsland. Foto: CeKaBe