Zieke bomen

Op veel begraafplaatsen wordt de sfeer voor een belangrijk deel bepaald door de aanwezigheid van bomen. Vallen er exemplaren uit door ziekten dan is de impact op het beeld ingrijpend.

Zieke bomen

© Ada Wille en Henk van Scherpenzeel

Op veel begraafplaatsen wordt de sfeer voor een belangrijk deel bepaald door de aanwezigheid van bomen. Vallen er exemplaren uit door ziekten dan is de impact op het beeld ingrijpend.

Mede gezien het aantal jaren dat het duurt voordat er weer een zelfde volume is terug gegroeid. Tijdig signaleren en behandelen geeft bomen soms nog een kans. Maar soms is het ook hopeloos en rest er alleen nog de zaag. Dan kan een juist sortiment meer toekomstwaarde hebben. Een overzicht van ziekten die bomen moe, zwak en misselijk kunnen maken.

Bomen worden vooral ‘ziek’ door schimmels, bacteriën of virussen. Daarnaast kunnen bomen worden aangetast door dieren die bomen aanvreten, of zich erin weten te ‘boren’. Soms dragen deze beestjes een schimmel bij zich waar bomen slecht op reageren. De belangrijkste en meest voorkomende ziekten zijn: bladverwelkingsziekten, schimmels en zwammen en insecten. Deze zullen hieronder achtereenvolgens behandeld worden.

Bladverwelkingsziekten
De bekendste ziekten zijn iepziekte, watermerkziekte bij wilgen en bacterievuur bij bloesembomen, ofwel alle rosaceae (meidoorn, lijsterbes, sierkers en sierpeer). Alle drie zijn het zeer besmettelijke ziekten en herkenbaar door bladverwelking waardoor in de zomer de bomen verdorde bladeren en/of bloesem hebben, dan wel al kaal zijn.

– Watermerkziekte
Kenmerken – Een bacterie veroorzaakt verwelkingsverschijnselen waardoor, hap-snap, delen van de kroon in een korte tijd afsterven en het blad verdroogt.

Behandeling – Het verwijderen van zieke delen van de aangetaste wilg. Bij een ernstige aantasting is het verwijderen van de gehele boom de enige oplossing. Het hout moet vernietigd te worden. Opvallend is overigens dat oude wilgen die met regelmaat geknot worden wel de ziekte in het hout kunnen hebben, maar de jonge takken (loten) de eerste jaren niet ‘ziek’ worden.

– Bacterievuur
Kenmerken – Wordt veroorzaakt door de bacterie Erwinia amylovora. De boom vertoont bruine of paars-zwart gekleurde, vochtige plekken op de stam en dikkere takken. De vochtige plekken scheiden aan de rand melkachtig grijs of oranje-bruin slijm af dat bacteriën bevat. Bloemen en bladeren worden bruin-zwart en verwelken. De boom wordt niet kaal maar de verdorde bladeren blijven tot in de winter aan de boom hangen. Dit geeft een beeld alsof een deel van de kroon is verbrand. De boom sterft. De ziekte komt vooral voor bij Japanse kwee, dwerg- of rotmispel, meidoorn, kweepeer, (sier)appel, mispel, vuurdoorn, (sier)peer, lijsterbes en meelbes. Verspreiding van de ziekte gaat via de bloeiwijze en kan erg snel om zich heen grijpen via insecten en door sporen in de lucht.

Behandeling – De zieke bomen zo snel mogelijk verwijderen en direct verbranden. Bomen die zijn aangetast vooral niet vervoeren, zeker niet in fruiteeltgebieden! Ook de takken van de door bacterievuur aangetaste bomen moeten verbrand worden.

Schimmels en zwammen
Bomen kunnen niet zonder schimmels en zwammen, bomen houden zelfs van nature van een door schimmel gedomineerde (gezonde bos)bodem. Daarnaast zijn er ook schimmels die houtrot veroorzaken. Wanneer het bodemvoedselweb in orde is, zijn er voldoende schimmels die in symbiose leven met bomen. Gelukkig maar, anders zouden de bomen een miserabel bestaan hebben en erg vroeg aan hun einde komen. Wanneer nu door verstoringen (verdichten van de bodem, afkappen van wortels, gebruik van onkruidverdelgers, schoonmaakmiddelen, veranderen van waterstanden et cetera) het bodemvoedselweb verstoord wordt, zal dit als eerste ten koste gaan van de hoogwaardige bodemschimmels die in symbiose leven met de bomen. Hierdoor zien de ziekteverwekkende schimmels (houtrot veroorzakende zwammen) de kans schoon om een boom binnen te dringen, deze aan te tasten zodat (wanneer het vrijwel altijd te laat is) na verloop van enige jaren vruchtlichamen op en/of rond de boom optreden in de vorm van zwammen of paddestoelen. Ook het wegnemen van schimmelvoedsel, lees afgevallen blad, is ernstig nadelig voor het bodemvoedselweb. Van belang is het om te weten dat bomen helemaal niet van een gazon of gras houden om in te groeien, wel in een ‘rommelige’ bosachtige leefomgeving (mulchlaag). Ook wanneer bomen beschadigd raken door bijvoorbeeld het breken van zware takken of door te late snoei, waardoor grote snoeiwonden ontstaan, kunnen houtrot veroorzakende schimmels een boom aantasten.Bekende zwamaantastingen zijn: reuzenzwam, vooral rond de stamvoet bij beuken, vaak al in september/oktober; honingzwam, bij alle boomsoorten; diverse ’tonderzwammen’, vooral de Dikrand tonderzwam en platte tonderzwam op met name loofbomen; echte Tonderzwam in/op loofbomen; elvenbankje, op veel loofbomen.

– Bladvlekkenziekte
Ook kunnen bladeren van bomen door schimmels worden aangetast worden: de zogenaamde bladvlekkenziekten. De bekendste is de inktvlekkenziekte op het blad van de gewonde esdoorn. Ze ogen als zwarte stippen; alsof iemand de bladeren aangestipt heeft met inkt. In de regel zijn deze aantastingen weinig gevaarlijk voor bomen.

Insecten
Ook door insectenvraat in of aan de onderzijde van het blad kunnen bladeren vlekken gaan vertonen. Daarnaast zijn er de bladgallen in diverse vormen en soorten. De landelijke inventarisatie insectenplagen 2003 meldt dat de (Macedonische) paardenkastanjemineermot, eikenprocessierups en spinselmotten bovenaan staan in de top 10. Door de zachte winters komen er insecten uit warmere streken in ons land terecht.

– Bladmineerders
Dit zijn larven van diverse soorten mineermotten, zij graven gangen in het blad. Vooral de kastanjemineermot heeft zich razendsnel verspreid over Europa. Er is nog geen behandeling, maar de bomen gaan hiervan op zich niet dood. (Roodbloeiende soorten zijn nauwelijks vatbaar voor de kastanjemineermot.) Om de infectiedruk van de paardekastanjemineermot te verlagen wordt aangeraden om het afgevallen blad (met daarin de poppen van het motje) te verzamelen en af te voeren of te begraven.

Wél levensbedreigend voor de paardenkastanje (Aesculus) is de bloedingsziekte, een nieuwe ziekte die zich in de loop van 2003 openbaarde. De ziekte heeft al in grote delen van het land kastanjebomen aangetast. Deskundigen voorspellen dat het kastanjebestand in Nederland de komende jaren gedecimeerd gaat worden. Feitelijk moet nog worden onderzocht wat voor ziekte het is. Daarna kan bekeken worden in hoeverre deze ziekte te behandelen, of beter, te voorkomen is. Opvallend is dat sinds de aantastingen van de kastanjemineermot de bloedingsziekte in razend tempo om zich heen grijpt. Onderzoek moet uitwijzen of de mot misschien een ziekteverwekker overbrengt. Vooral Aesculus baumannii is erg gevoelig voor de bloedingsziekte. Daarnaast ook de rode paardekastanje (Aesculus carnea) en in mindere mate de ‘gewone’ paardekastanje (Aesculus hippocastanum). Het advies is om zaailingen te planten. De ziekte is herkenbaar aan bruine plekjes op de stam, waar bruin vocht uit loopt (of is gelopen – als het koud is staat dit proces stil). In een later stadium barst de bast open en als de ziekte de stam heeft geringd gaat de boom dood.

Behandeling- Bij zowel kastanjemineermot als bloedingsziekte preventief blad wegnemen, de mot (eieren) overwinteren namelijk in afgevallen bladmassa. Stevige vorst (wat we de laatste jaren echter niet hebben gehad) of wegnemen van blad lijkt, hoe arbeidsintensief dit ook is, de enige remedie om de aantasting zo beperkt mogelijk te houden. Er wordt geëxperimenteerd met het in de grond injecteren van extracten waardoor de kastanje voor de mineermot onsmakelijk wordt en deze de behandelde boom met rust laat. De gemeente Voorburg start binnenkort een proef met het toedienen van knoflookextract via buizen in de bodem.

– Bladhaantjes
Er zijn het rode populierenhaantje, wilgenhaantje en de perenprachtkever. Deze laatste tast perenbomen, meidoorn, cotoneaster en lijsterbes aan. De kever is koperkleurig, de larven vreten zigzaggangen onder de schors waardoor de schors inzakt en de boom sterft. Komt vooral voor op warme plekken en bij verzwakte bomen.

Behandeling – De conditie van de bomen goed houden is de beste preventieve wijze om dergelijke aantastingen te voorkomen. Bij aantastingen rest weinig anders dan de aangetaste boom te verwijderen en bij voorkeur te verbranden.

– Dwergcicaden
Dit zijn lange (3 tot 5 mm) groenachtige insecten met glanzende vleugels. Er zijn tientallen soorten. Zuigen aan de onderzijde van het blad het bladgroen weg waardoor er witte vlekjes zichtbaar worden. Komen vooral voor op esdoorn en iep.

Behandeling – Zorgdragen voor voldoende biologische vijanden. Aantasting is lastig, geeft een minder fraai beeld maar zal niet tot vrijwel nooit leiden tot de dood van de aangetaste boom.

– Schildluis
Schildluizen maken wollige, witte zakjes met daarin honderden eitjes. De koningsschildluis is vooral op de stam en zware takken te vinden, de hydrangeaschildluis op de bladeren en twijgen van bomen en struiken. De larven zuigen het blad uit. Zware aantasting is niet dodelijk maar ziet er vooral vies uit, kan overlast door honingdauw geven en indroging van de jongste twijgen.

Behandeling – Zorgdragen voor voldoende biologische vijanden. Aantasting is lastig, geeft een minder fraai beeld maar zal niet tot vrijwel nooit leiden tot de dood van de aangetaste boom. Wel kan de beukenstamwolluis een venijnige schimmelaantasting overbrengen (Nectria galligena), waardoor schors en bastdelen afsterven.

Preventie
Natuurlijk is voorkomen beter dan genezen. Veel teleurstellingen kunnen voorkomen worden door:
– grondverbetering toe te passen op de plek waar nieuwe bomen worden geplant: schimmelgedomineerde humuscompost door de toplaag van 20 tot 40 cm mengen;
– gezond plantmateriaal;
– een goede verzorging toe te passen: regelmatig bemesten;
– beschadigingen door graven binnen de wortelzone te voorkomen door buiten de kroonprojectie te begraven;
– deskundig te snoeien;
– de juiste boomsoort te kiezen.
Vooral oudere bomen worden door snoeien gevoeliger voor ziekten. In gebieden waar fruittelers gevestigd zijn is de aanplant van bacterievuurgevoelige soorten verboden, tenzij deze planten als haag worden aangeplant en aantoonbaar, jaarlijks voordat ze in bloei komen, worden geschoren.
Insecten slaan hun slag vooral bij verzwakte exemplaren – dit pleit nog eens extra voor een goede plantvoorbereiding, goed plantmateriaal en een goede nazorg.

– Dode bomen
Na het afsterven van een boom is de eerste reactie vaak dat de boom verwijderd moet worden. Maar het kan ook anders. Door het snoeien of toppen van de boom wordt gevaar van vallend takhout geminimaliseerd. Door de stam te laten staan wordt er ruimte geboden voor insecten. Een dergelijk biotoop oefent op zijn beurt weer aantrekkingskracht uit op vogels als boomklever, boomkruiper en misschien wel een specht.

Iepziekte
Iepziekte is een verwelkingsziekte die veroorzaakt wordt door de schimmel Ophiostoma ulmi sensu lato. Wanneer iepziekte eenmaal aanwezig is binnen een bepaalde populatie iepen is de kans op besmetting voor de nog gezonde bomen bijna honderd procent. Als de bestrijding van iepziekte niet snel en gedegen wordt aangepakt zal de huidige stijging van het aantal zieke iepen alleen nog maar toenemen. Uiteindelijk zal dit leiden tot het verdwijnen van de iep van het noordelijk halfrond.

De schimmel die de iepziekte veroorzaakt, kan op verschillende manieren worden overgedragen naar een nieuwe gastheer. Naast wortelcontacten spelen een aantal soorten kevers die leven van en op de iep een belangrijke rol bij de verspreiding van de ziekte. Deze iepenspintkevers maken vraatwonden in de okselknoppen van jong en sappig hout van gezonde iepen. De aan het keverlijf geplakte schimmelsporen komen tijdens deze activiteiten in de wonden terecht. Hier vinden de sporen een uitstekende omgeving voor verdere ontwikkeling en infectie van de boom.

Kenmerken – De iep reageert op de activiteiten van de iepspintkever als door een wesp gestoken en grendelt alle actieve houtvaten (voor water- en voedseltransport naar de bladeren) af als verdediging om de verspreiding van de vreemde schimmel inwendig tegen te gaan. De iep doet dit zo goed, dat het middel erger is dan de opgelopen kwaal: de iep pleegt ‘zelfmoord’. Hierdoor (geen vocht en voeding) verkleurt het blad van de iep midden in het groeiseizoen van geel naar bruin en valt af. De eerste aantasting vindt veelal plaats doordat een iepenspintkever zich, tijdens z’n periode van geslachtsrijpheid (rijpingsvraat), in een takoksel van dunne takken aan de periferie van de kroon invreet. Gevolg is dat de betreffende tak verkleurt. De verkleuring verspreidt zich binnen enkele weken over de hele kroon waardoor de boom midden in de zomer kaal wordt. Kenmerkend zijn kale takken waar nog enkele verdorde blaadjes aan de uiteinden zitten.

De boom sterft af. Bij iepziekte-aantastingen laat in het groeiseizoen (eind september / oktober) reageert de iep erg laks. Hierdoor kan het zijn dat de ‘zieke’ iep het volgende groeiseizoen weer gewoon uitloopt alsof er niets aan de hand is. In feite is dit ook zo. De houtvaten van het afgelopen jaar zijn functieloos en het nieuwe vatenstelsel functioneert zonder een verleden doordat de iep een uitgesproken ‘ringporige’ boomsoort is. Ringporige boomsoorten benutten maar een beperkt aantal (jonge) jaarringen. De oudere jaarringen sterven af / worden dichtgestopt en hebben ten behoeve van transport geen functie meer. Dit is anders bij verspreidporige boomsoorten. Ringporige boomsoorten zijn onder andere de eik, es en robinia. Verspreidsporige boomsoorten zijn onder andere de beuk, linde en paardekastanje.

Behandeling
– De ziekte is zo besmettelijk dat zieke exemplaren gekapt moeten worden.
Veel gemeenten hebben in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) een artikel opgenomen over de bestrijding van de iepziekte om burgers te kunnen dwingen zieke exemplaren te kappen en zo verspreiding te voorkomen. Takhout moet versnipperd of (vrijwel ter plekke) verbrand worden. Het hout, ook de stam die eventueel blijft staan, moet geschild worden om de iepspintkever geen broedgelegenheid te geven. Ook de stobbe dient tot in de grond geschild te worden. Alleen goed geschild hout kan gewoon opgeslagen worden. Schors en bast moeten worden verbrand. Het vervoeren van ongeschild iepenhout is verboden. Gereedschap ontsmetten met alcohol; ook bij het snoeien van iepen na elke boom het gereedschap ontsmetten.

Voorkomen – Iepziekte kan voorkomen worden door gezonde iepen te injecteren met een andere onschadelijke schimmel waardoor de boom een afweerreactie ontwikkelt die hem een jaar beschermt tegen de iepziekteschimmel. Wel wordt hierdoor de conditie van de geïnjecteerde iep minder. Onverantwoord stevig snoeien, zoals het kandelaberen van iepen, lijkt de gevoeligheid voor iepziekte te vergroten.

Resistent sortiment – Uiteraard is het verstandig om die soorten aan te planten die minder gevoelig dan wel resistent zijn voor de bekende boomziekten. Voor zover nu bekend zijn er enkele soorten die een hoge resistentie hebben tegen iepziekte: Ulmus ‘Columella’, Ulmus x hollandica ‘Groenveld’en Ulmus x hollandica ‘Pioneer’. De vraag is wel of deze soorten ook over circa 30 jaar nog steeds resistent zijn.

Iepenwacht – De Iepenwacht, een op provinciaal niveau gecoördineerde iepziektebestrijding in samenwerking met provincie en gemeente, is in 1998 van start en is actief in Friesland, Groningen en Zuid-Holland. Financiering gebeurt door middel van een fonds waaraan beheerders naar rato bijdragen voor een termijn van 15 jaar. Met de winst kan geïnvesteerd worden in bijvoorbeeld nieuwe aanplant. Dit betekent een enorme besparing ten opzichte van niet-gecoördineerde aanpak. Meer info: www.iepenwacht.nl.

Advies
– ‘Houtrot in bomen’- overzicht van de 36 meest voorkomende houtrot veroorzakende schimmels, te bestellen bij IPC de Groene Ruimte: www.ipcgroen.nl.
– Vraag bij problemen met bomen om raad bij een boomtechnisch adviesbureau of boomverzorgingsbedrijf.

Cursussen
AOC de Groene Welle en AOC Oost geven diverse cursussen op het gebied van de verzorging van bomen en ander groen. Zie: www.groenewelle.nl of www.aoc-oost.nl.

Onderzoek
PPO (Praktijkonderzoek Plant & Omgeving) heeft specifiek voor de paardekastanje de werkgroep Aesculaap opgericht met site en inspectieformulier om de verspreiding in kaart te brengen. Zie: www.kastanjeziekte.wur.nl. Hier kan ook melding worden gedaan van aangetaste bomen.

Sites
www.bomenstichting.nl
www.ppo.wur.nl of www.ppo.dlo.nl: de algemene site van PPO.
www.straatbomen.nl: de site van PPO over straatbomen.
www.boomverzorging.pagina.nl: een startpagina met links naar boomtechnisch onderzoek en advies, arboreta, brancheorganisaties et cetera.
www.insectenweb.nl: met o.a. informatie over aantasting van planten en bomen door insecten.