Wijziging bestemming begraafplaats - opgraven/herbegraven stoffelijke resten

Rubriek: Begraven en regelgevingOnderwerp: i. Opgraven / herbegraven

VRAAG

Ik heb een vraag gekregen van een klooster over het opgraven van 27 graven van zusters die op het kloosterkerkhof begraven liggen.  De laatste zusters zijn in 2000 hier begraven. In verband met de voorgenomen verkoop van het onroerend goed in de nabije toekomst zijn ze voornemens om alle graven te ruimen en elders her te begraven.

Hoe moet betreffende gemeente hiermee omgaan ivm vergunningen, verzoeken van nabestaanden en dergelijke?

ANTWOORD

Met enige regelmaat komt het voor dat er kleine bijzondere begraafplaatsen bij een klooster moeten verdwijnen.  In de vraagstelling wordt zowel gesproken over opgraven als over ruimen. Daarnaast is er sprake van het herbegraven van de stoffelijke resten. In de afhandeling van dit hele proces moet duidelijk zijn wát er precies gaat gebeuren. Dat bepaald namelijk ook welk pad juridisch gezien gevolgd moet worden.

De laatste zuster is in het jaar 2000 begraven. De grafrusttermijn van 10 jaar is dus voor alle graven verstreken. Dat is een belangrijk gegeven voor het verdere proces.

Ik splits mijn antwoord nu op in twee mogelijkheden:

Individueel opgraven van alle stoffelijke resten en individueel herbegraven in individuele graven.

Wanneer het de bedoeling is dat de stoffelijke resten van elke zuster een nieuw individueel eigen graf krijgt (op een andere begraafplaats, maar dat is minder van belang in dit kader), is er sprake van 27 opgravingen waarvoor op grond van artikel 29, lid 1 van de Wet op de lijkbezorging (Wlb) een vergunning van de burgemeester vereist is. Wie mag de vergunning aanvragen? Dat is de rechthebbende op de graven. Ik veronderstel dat ‘het klooster’ de rechthebbende op de graven is of dat er nooit grafrechten gevestigd zijn. ‘Het klooster’ kan dan een vergunningaanvraag indienen. In deze aanvraag kan vergunning voor het opgraven en herbegraven van alle zusters in één keer aangevraagd worden. Het is dan van belang dat de volgende gegevens in de aanvraag staan:

  • Naam, overlijdensdatum, begraafdatum en grafnummer van elke individuele zuster
  • De gewenste herbestemming (daar waar het herbegraven plaats zal vinden)
  • De relatie tussen de aanvrager en de zusters
  • De motivatie waarom de stoffelijke resten opgegraven zouden moeten worden.
  • Indien ‘het klooster’ geen rechthebbende op een of meerdere van de bestaande graven is, maar een derde partij is dat, dan moet deze derde partij schriftelijk toestemming geven voor de opgraving van de stoffelijke resten. Deze toestemming moet vergezeld gaan met de aanvraag bij de burgemeester.

De burgemeester besluit vervolgens wel of geen vergunning tot opgraving te verlenen. Deze vergunning kan gelden voor alle 27 zusters, waarbij het van belang is dat alle namen op de vergunning vermeld worden. Wanneer de burgemeester besluit de vergunning te verlenen, kunnen hier voorwaarden in opgenomen worden voor bijvoorbeeld de wijze van transport van de stoffelijke resten, verpakking van de stoffelijke resten enz. Ook een bevestiging dat de stoffelijke resten op de begraafplaats XX te YY herbegraven kunnen en mogen worden kan een voorwaarde zijn welke opgenomen wordt.

Vanzelfsprekend is het mogelijk dat belanghebbenden op grond van de Awb bezwaar kunnen maken tegen de vergunning. Ik ken de situatie ter plaatse niet en weet dus ook niet of eventuele familieleden van de zusters gekend worden in het hele proces van verplaatsing van de graven, maar zij zouden als familie bezwaar kunnen indienen tegen de vergunning.

Ruimen van de 27 graven en de stoffelijke resten gezamenlijk herbegraven op een (andere) begraafplaats.

Bij deze vorm van uitvoering is er geen sprake van op opgraving, van maar van ruiming van graven. Hiervoor is geen vergunning van de burgemeester voor nodig. Ik verwijs naar artikel 31 Wlb, lid 1 en 2. Nu moet ik een aanname doen. Het betreft hier geen particuliere graven waar een derde persoon rechthebbende op is. In dat geval kan ‘het klooster’ de graven niet ruimen dan met toestemming van de rechthebbende.

Ten aanzien van de herbestemming van stoffelijke resten na een ruiming geeft artikel 31, lid 3 aan dat de ‘overblijfselen van lijken op een begraafplaats ter aarde worden besteld’. Het woord een geeft aan dat dat ook op een andere begraafplaats in een gezamenlijk ‘verzamelgraf’ kan zijn. Doordat de stoffelijke resten geen individuele herbestemming krijgen is er sprake van een ruiming en niet van een opgraving en herbegraving. Vanzelfsprekend staat het ‘het klooster’ vrij om op dit gezamenlijke graf een monument te plaatsen of het te laten inzegen door een geestelijke, maar dat staat los van het juridische kader ten aanzien van ruimen en het gezamenlijk ter aarde bestellen van de stoffelijke resten, of individueel opgraven en individueel herbegraven.

IW feb22
24 februari 2022