LOB en Terebinth komen dichter tot elkaar

Er zijn hier en daar nog strubbelingen tussen diverse leden van de twee organisaties, maar we moeten niet vergeten dat we grotendeels dezelfde belangen hebben. Een gesprek met Wim Meulenkamp, de nieuwe voorzitter van Vereniging de Terebinth, door LOB-voorzitter Willem van der Putten gekscherend de grootste fanclub van de LOB genoemd.

LOB en Terebinth komen dichter tot elkaar

© Anja Krabben

Er zijn hier en daar nog strubbelingen tussen diverse leden van de twee organisaties, maar we moeten niet vergeten dat we grotendeels dezelfde belangen hebben. Een gesprek met Wim Meulenkamp, de nieuwe voorzitter van Vereniging de Terebinth, door LOB-voorzitter Willem van der Putten gekscherend de grootste fanclub van de LOB genoemd.

Het is niet altijd koek en ei tussen de LOB en Vereniging de Terebinth. Vooral op regionaal niveau kunnen de gemoederen nogal eens hoog oplopen. De belangen van de beheerder/het bestuur van een begraafplaats (LOB) en het betrokken, actievoerende Terebinth-lid stroken niet altijd met elkaar. Wat voor een ‘Terebinther’ een zeldzaam historisch monument is, is voor een beheerder/bestuurder niet zelden een object dat eerder geld kost dan oplevert en alleen maar plaats inneemt. Toch hebben LOB en Terebinth veel gemeen – al is het maar de liefde voor een begraafplaats – en omdat samenwerking altijd beter is dan tegenwerking, nam de LOB onlangs het initiatief tot een informeel gesprek met enkele bestuursleden van de Terebinth.

Aan dat gesprek nam voor de Terebinth naast Leon Bok Wim Meulenkamp deel, sinds kort de nieuwe voorzitter van de vereniging. Meulenkamp is kunsthistoricus en auteur – hij schreef onder andere boeken over follies, processieparken en architectuur – en is medewerker van de Stichting Kerkelijk Kunstbezit in Nederland. Tevens is hij voorzitter van de De Donderberggroep, Stichting voor Follies, Tuinsieraden en Cascades en bestuurslid van de Stichting Tuinhistorisch Genootschap Cascade. Meulenkamp was, voor hij voorzitter werd, geen lid van de Terebinth. Hij noemt dit ‘een voordeel’. “Ik heb met eventuele vorige conflicten niets te maken. Ik kende de Terebinth natuurlijk wel – het verenigingsblad heb ik hier op kantoor laten komen – en ik ben uit hoofde van mijn functie bij Stichting Kerkelijk Kunstbezit geïnteresseerd in begraafplaatsen.”

Meulenkamp is positief over de samenkomst met de LOB. “Het was een goed gesprek. De bijeenkomst was weliswaar op initiatief van de LOB, maar ook zeer gewenst door de Terebinth. Het is goed om constant in gesprek te zijn.”

LOB-voorzitter Willem van der Putten noemt Vereniging de Terebinth ‘de grootste fanclub van de LOB’. Is dat zo?

“Dat zouden we kunnen zijn. Maar als ik zo luister zijn er her en der nog wel wat onregelmatigheden. Niet als vereniging in zijn geheel, maar bij individuele leden. Er zijn hier en daar plaatselijke geschillen rond een begraafplaats. Ik zou deze plaatsen nu zo niet kunnen opnoemen, ik moet me nog inlezen, maar verschil van mening is niet altijd erg…… Laat de beste argumenten prevaleren.”

Zouden begraafplaatsbeheerders eigenlijk niet gewoon lid van Vereniging de Terebinth moeten worden? Waarom volgens u?
“Ten eerste uit interesse. En ten tweede omdat het toch om een gedeelde zorg voor begraafplaatsen gaat.”

Volgens LOB-bedrijfsconsulent Willem Zaalberg is het belangrijkste bezwaar dat begraafplaatsbeheerders tegen de Terebinth hebben dat, ik citeer, “De Terebinth vaak onvoldoende oog heeft voor het feit dat een begraafplaats geen museum is maar een bedrijf dat kostendekkend moet worden geëxploiteerd.” Een museum/een monument kost geld.
“We begrijpen heel goed dat begraafplaatsen zeggen ‘Dat is wel leuk zo’n toekenning als monument, maar het geeft wel grote financiële problemen.’ En vanuit de luxe positie van de Terebinth kun je dan wel zeggen dat het grotendeels om dezelfde belangen gaat, maar dan moeten we er ook samen voor zorgen dat de overheid over de brug komt. We moeten ons goed realiseren dat de overheid hierin een sleutelpositie inneemt. De overheid maakt begraafplaatsen tot monumenten, maar dan moet er ook geld ter beschikking komen. Dat is algemeen het probleem in de monumentenzorg. Wel monumentstatus toekennen, maar echt geld sturen doen ze niet. Maar is overal geld voor, het is gewoon een kwestie van wil.”

Dus er zou structureel een stroom geld naar begraafplaatsen moeten gaan. Een apart potje misschien?
“Waarom niet. Begraafplaatsen zijn openbare plaatsen, ze fungeren niet alleen als begraafplaats, maat ook als wandelpark, als cultureel historische erfgoed. Begraafplaatsen hebben daarmee een andere functie als een grachtenpand. Aan begraafplaatsen hebben we allemaal wat en we maken er allemaal gebruik van. Dan zul je als overheid met geld moeten komen.”

Zou sponsoring door het bedrijfsleven een oplossing kunnen zijn?
“Nee, daar ben ik niet voor, want sponsoring houdt op een gegeven moment op.”

En het hergebruik van oude grafmonumenten?
“Dat kan, maar ik zou dat niet tot regel willen maken. Je kunt ook oude grafstenen van geruimde graven ergens apart zetten op de begraafplaats. Beide methodes zie ik alleen maar als gewenst als er geen andere oplossing is. Maar er zijn legio manieren om met monumenten op de begraafplaats om te springen. Het ‘monument zijn’of ‘monumenten hebben’ is ook statusverhogend. Daar willen mensen graag liggen. Kijk naar de Heilige Landstichting.”

Bedrijfsconsulent Zaalberg laat weten voor een discussie te zijn over ‘het beperken van het aantal monumenten’. Hij zegt: “Evenals bij musea waar de discussie gaande is over het afstoten van de keldercollecties zou die discussie ook gevoerd moeten worden bij begraafplaatsen. Indien er bijvoorbeeld van monument type A tachtig aanwezig zijn, is het dan noodzakelijk dat ze alle tachtig intact blijven of kan worden volstaan met het bewaren van circa tien exemplaren?”
“Dat hangt er helemaal vanaf, misschien is het wel reuze interessant om ze alle tachtig te laten staan, omdat je daar mee laat zien dat het een begraafplaats is waar dit type monument veel voorkomt. Je moet het gewoon per geval bekijken. Elke begraafplaats is anders.”

Wat kunnen de Terebinth en de LOB doen?
“Wat er momenteel gaande is, is een vorm van ‘platformisering’. Zo noem ik dat maar. Voor alles worden platforms opgericht. Het is goed als de Terebinth en de LOB in zoveel mogelijk platforms zitting nemen en meepraten.”

“Er is trouwens al heel veel aandacht voor begraafplaatsen. Dat zie je aan al die boeken over begraafplaatsen die verschijnen. En je merkt dat allerlei instanties zeer geïnteresseerd zijn. Ook vanuit de monumentenzorg. De Rijksdienst voor de Monumentenzorg (RDMZ) heeft inmiddels drie folders uitgegeven die betrekking hebben op begraafplaatsen. Drie van de achttien, dat is in verhouding veel.”

Vereniging de Terebinth en de LOB zullen waar nodig en gewenst ook samen actie ondernemen. Het eerste gesprek tussen beide organisaties heeft al geleid tot een eerste gezamenlijke actie. Onlangs bleek dat de uitkomst van een brochure van de RDMZ over het beheer en de instandhouding van historische graftekens, dat zou uitkomen in de reeks Architectuur en Stedenbouw, vertraging heeft opgelopen. In een brief van 8 november jongstleden spreken de LOB en de Terebinth hun zorg hierover uit. Een citaat uit de brief: ‘Juist nu naar verwachting het komend jaar veel individuele grafmonumenten, delen van begraafplaatsen, aula’s en kapellen op de rijksmonumentenlijst of gemeentelijke monumentenlijsten zullen worden geplaatst, bestaat bij veel van onze leden de vrees dat zij in ernstige mate zullen worden beknot in hun vrijheid van handelen rond ruimingen en het verwijderen van monumenten. Ook bestaat de vrees daardoor zowel ruimtelijk als financieel in de problemen te zullen komen.’ De LOB en de Terebinth laten weten er grote waarde aan te hechten dat de brochure er binnen afzienbare tijd is en bieden hun expertise en mankracht aan. Om hun wens kracht bij te zetten laten LOB en Terebinth weten dat: ‘Indien de brochure medio 2001 zou kunnen verschijnen zijn wij samen met andere disciplines desgewenst bereid ons in te zetten voor het organiseren van een symposium over dat onderwerp in het najaar 2001.’

“Een symposium kan een grote stap vooruit betekenen,” aldus Meulenkamp. “Er is er midden jaren tachtig ook een symposium over begraafplaatsen geweest en ook dat bleek erg goed uit te pakken voor begraafplaatsen.”