Jan Naber, Baarn: vijftig jaar trouwe dienst

Jan Naber heeft 50 jaar trouwe dienst op de Algemene Begraafplaats in Baarn achter de rug. Veel zag hij veranderen en talrijk zijn de gebeurtenissen die hij meemaakte. Naber is een bescheiden man, hij vindt die 50 jaar zelf niet bijzonder. Maar dat is het wel. Lees hier het artikel

Jan Naber, Baarn: vijftig jaar trouwe dienst

© Anna Kroon

“Deze begraafplaats is mijn tweede huis”

Jan Naber

© Tekst en foto: Anna Kroon

Beheerder Jan Naber (1955) is dit jaar vijftig jaar werkzaam op de Algemene Begraafplaats in Baarn. We ontmoeten elkaar een week voordat het daadwerkelijke jubileum een feit is. Wat er die dag staat te gebeuren, weet hij nog niet. “Het ambtenarenboek gaat maar tot veertig jaar,” zegt hij hierover. Veel zag hij veranderen en talrijk zijn de gebeurtenissen die hij meemaakte. Maar Jan Naber is een bescheiden man, hij vindt het allemaal vanzelfsprekend wat hij hier gedaan heeft.

Op de vraag wat hem vijftig jaar op de begraafplaats heeft gehouden, heeft hij één duidelijk antwoord: dat is het contact met mensen, ook al is dat vaak in moeilijke omstandigheden. “Het eerste contact is meestal als mensen hier een graf komen uitzoeken. Dat kan soms heel verdrietig zijn, ik heb wel eens meegemaakt dat ik mensen naar huis moest sturen, zij konden alleen maar huilen toen zij een graf kwamen uitzoeken voor hun achttienjarige dochter.” De vraag is hoe hij zelf met al die emoties omgaat? Praat hij er thuis over met zijn vrouw? “Ja, zij heeft wel een luisterend oor, maar ja, ik kan natuurlijk geen namen noemen als het te privé is. Ik heb veel mensen die hier zijn begraven zelf goed gekend, collega’s bijvoorbeeld. Maar ook mijn ouders liggen hier, die heb ik nota bene zelf moeten begraven, omdat er geen collega beschikbaar was. Het heeft een heel verdrietige kant als het een bekende van je is, maar ja, de kinderen ken ik dan ook weer en die zijn altijd heel dankbaar. Sommige families heb ik hier al vier of vijf keer gehad en er zijn er ook die speciaal naar mij vragen. Ik ben er zelfs wel eens voor teruggekomen in vakantietijd.”

Tuinbouwschool
Jan Naber kwam hier als jonge jongen te werken, via zijn vader. “Die werkte als vuilnisman bij de gemeente en kende de baas van de plantsoenendienst, hij vroeg hem of er werk voor zijn zoon was. Ik kwam net van de tuinbouwschool. De eerste dag moest ik het graf graven voor mijn overbuurman, dat vergeet je nooit meer. Van 1970 tot 1980 heb ik alles met de hand gegraven, dat waren 1403 graven en daarmee heb ik 3700 kuub grond verplaatst. Mijn broer Albert zoekt dit soort dingen allemaal uit, hij werkt als grafdelver bij Van Dorresteijn, het bedrijf dat bij ons het graafwerk doet. We zijn bij de berekening overigens uitgegaan van één diep, maar het is nog veel meer want er waren ook driediepers bij. Ik mis het handwerk overigens niet.” Over handwerk en het veranderen van de werkwijze op de begraafplaats heeft Naber nog een mooi verhaal: “We hadden vroeger een steenhouwer die altijd met paard en wagen kwam om de steen te plaatsen. Hij gooide dan een touw over een tak en samen met dat paard wist hij die steen op zijn plek te krijgen. Tegenwoordig komen ze met een auto met een kraan erop. Destijds hadden we geen fototoestel bij de hand en je wist ook niet dat het bijzonder zou worden, maar anders had ik er zeker foto’s van gemaakt. Ik heb ook nog meegemaakt dat de rouwkoets werd gebruikt bij begrafenissen. Terwijl de dienst hier in de aula plaatsvond, kregen de paarden te drinken uit een grote badkuip die hier op de begraafplaats stond.”

In het monumentale poortgebouw waren vroeger rouwkamers, een tijdlang de enige in Baarn, en vonden er rouwbezoeken plaats. Er was nog een lijkenhuisje en het afleggen van overledenen hoorde bij het takenpakket van de begraafplaatsmedewerkers. Jan Naber bleek al op jonge leeftijd de heftige kanten van het werken op de begraafplaats goed te verdragen. “Wat me altijd is bijgebleven was een voorval in 1972. Er waren hier langs het spoor veel zelfdodingen. Op een dag werd ik door een baas gehaald, er stond een trein op het station en er was een hoofd achtergebleven op de treeplank, nadat iemand dus voor die trein was gesprongen. Niemand, ook de politie niet, durfde het aan om het weg te halen en de treeplank schoon te maken. Ik moest dat nota bene als 17-jarige doen, wat ik ook wel raar en eigenlijk nogal lachwekkend vond. Nee, ik heb er geen nachtmerries aan overgehouden, gelukkig ben ik vrij nuchter.” Die nuchterheid kwam ook goed van pas in de periode dat er nog secties plaatsvonden in het lijkenhuisje op de begraafplaats. Patholoog-anatoom Zeldenrust deed deze in opdracht van de gemeente Baarn en Jan Naber werd gestuurd om spullen te brengen of schoon te maken. “Het was natuurlijk geen fijn gezicht, maar ik kon er goed tegen.”

M.C. Escher
Zijn er dingen waar Jan Naber in het bijzonder trots op is? “Het is meer het werk in het geheel, alles wat erbij komt kijken, waar ik trots op ben. Maar misschien kan ik toch één ding noemen en dat is het graf van de bekende kunstenaar Escher. Hij werd in 1972 hier begraven en sinds kort ligt er op zijn graf een dekplaat waarop een werk van hemzelf is afgebeeld. Als ik niet was doorgegaan met bellen en er achteraanzitten bij de M.C. Escher Stichting, was dat er niet gekomen. Daar ben ik wel trots op ja. Het is ook wel bijzonder dat ik Escher nog heb meegemaakt. Toen ik hier begon hadden we een steenhouwer, meneer De Bruijn, en die was heel gek met mij, omdat ik zo jong was. Ik mocht ’s avonds bij hem thuiskomen om houtsnijwerk te doen en soms was ook Escher daar. Op een van die avonden zei hij: ‘Als ik dood ga, maakt de Bruijn de steen en jij moet me begraven.’ En zo is het ook gegaan.”
De begraafplaats is hij gaan zien als zijn tweede huis. Met de folder ‘Een bijzondere wandeling’, waarin een aantal graven zijn uitgelicht, in de hand, laat Naber de graven met een bijzonder verhaal zien. Uiteraard gaan we naar het graf van Escher, dat er prachtig uitziet. Een kiezelsteentje op het graf laat zien dat er onlangs een bezoeker was. “Dat gebeurt vaker,” zegt Naber. Daar vlakbij staan we stil bij het graf van Niesje Zeedijk. “Zij was de vroedvrouw hier. Van het graf is inmiddels afstand gedaan, maar ik heb de steen laten staan, omdat ik weet dat het graf bezocht wordt door ouders die hier een kind hebben begraven.”

Al dit soort kennis zou Jan Naber graag willen overdragen aan een opvolger. Maar die is er nog niet. “Ik zou willen dat de gemeente Baarn gebruik maakt van mijn ervaring. Ik maak me daar wel zorgen over. Alle zorg die ik hierin gestopt heb, gaat zo toch verloren? Dit werk kun je niet uit een boek leren.”

Nawoord
Ter ere van zijn vijftigjarig dienstverband en zijn verdiensten voor de Baarnse gemeenschap ontving Jan Naber op 1 september op voorspraak van een aantal nabestaanden de Erespeld van de Gemeente Baarn uit handen van burgemeester Mark Roëll. Naber is er trots op, vertelt hij aan de telefoon: “Er zijn er maar een paar die dat krijgen.”