Behoud historische begraafplaatsen in VS

Eind oktober 2009 werd in het Amerikaanse Nashville de National Cemetery Preservation Summit gehouden. Instandhouding van begraafplaatsen is in Amerika een serieuze zaak waar veel organisaties fulltime bij betrokken zijn. Leon Bok was aanwezig en doet verslag. Wat kunnen Nederlandse begraafplaatsen ervan leren?

Behoud historische begraafplaatsen in VS

© Leon Bok

Eind oktober 2009 werd in het Amerikaanse Nashville de National Cemetery Preservation Summit gehouden. Instandhouding van begraafplaatsen is in Amerika een serieuze zaak waar veel organisaties fulltime bij betrokken zijn. Leon Bok was aanwezig en doet verslag. Wat kunnen Nederlandse begraafplaatsen ervan leren?

De conferentie was georganiseerd door de NCPTT. Die afkorting staat voor National Center for Preservation Technology & Training, een Amerikaanse organisatie die valt onder de National Park Service. Dat lijkt een beetje op Staatsbosbeheer in Nederland, maar dan veel groter. De NCPTT organiseert bijeenkomsten, doet onderzoek en ondersteunt anderen daarbij, zolang het betrekking heeft op instandhouding van historisch belangrijke objecten in de VS. Daartoe behoren ook begraafplaatsen. Mijn aanwezigheid bij de conferentie was mogelijk dankzij de Netherlands-America Foundation (NAF). De NAF ondersteunt onderlinge uitwisseling tussen Nederland en Amerika, vooral daar  waar het betrekking heeft op de Nederlandse cultuur in de VS. In mijn geval begraafplaatsen die gesticht zijn door de Hollanders in de 17de eeuw. Hoewel de bijeenkomst in Nashville niet direct betrekking had op die Nederlandse nalatenschap, was het zeer leerzaam. Instandhouding van begraafplaatsen is in Amerika niet alleen een zaak voor vrijwilligers en een enkele professional zoals in Nederland, maar een serieuze aangelegenheid waar veel organisaties fulltime bij betrokken zijn. Naast deze landelijke organisaties zijn er nog lokale of regionale organisaties, al dan niet werkend met vrijwilligers. Soms proberen ze de vele begraafplaatsen van onkruid te ontdoen, vaak ook wordt er historisch en genealogisch onderzoek gedaan.

Inzet van virussen
Op de conferentie kwam veel van dat onderzoek naar historie en genealogie terug, maar er was ook aandacht voor vergelijkend onderzoek naar biologische middelen om aanslag of algen van stenen te verwijderen. De laatste stand van zaken op dat gebied werd besproken door de Engelse dr. Eric May van de University of Portsmouth. Hij sprak over de aanpak van zoutuitslag op natuursteen, bekend als black crust. Het project Biobrush zoekt naar een biologische oplossing voor het verwijderen van deze aanslag. Het middel zet de zouten in de aanslag om in gassen door het aanbrengen van specifieke bacteriën. De aangebrachte bacteriën kunnen er ook voor zorgen dat het oppervlak na reiniging minder
poreus wordt, zonder verkleuringen of andere nadelen die anderemiddelen hebben. Inmiddels zijn enkele Franse producten op de markt die de biobrush-methode als een soort gel verkopen. Voor
het reinigen van grotere monumenten, met veel oppervlak, kan dit middel van belang zijn. De tijdrovende toepassing is in dat geval lonend. Voor honderden individuele grafmonumenten zou
het aanbrengen van de gel voorlopig te tijdrovend zijn. Nog verder gaat het onderzoek van May naar het bestrijden van algen op grafmonumenten met behulp van virussen. Het onderzoek is inmiddels zo ver gevorderd dat virussen die van nature op grafmonumenten voorkomen en daar alg tegenhouden, geïsoleerd zijn en gekweekt worden. Theoretisch zouden die virussen, opgelost in water, op de grafmonumenten alg moeten kunnen stoppen zonder verdere bijwerkingen. Wat feitelijk gebeurt, is dat een grote hoeveelheid van nature voorkomende virussen losgelaten wordt onder dezelfde omstandigheden, zodat de alg het aflegt. In het lab is gebleken dat het werkt, maar in de praktijk moeten er nog wat stappen genomen worden om het echt te laten werken. Er blijken vele soorten algen te bestaan die allemaal hun eigen virus ‘meedragen’. De juiste match en de toepassing onder de juiste omstandigheden zijn in een laboratorium wel te vinden, maar bij proeven op begraafplaatsen is het effect tot nu toe nihil gebleken.

Onderhoud als sluitpost
Heel herkenbaar was de lezing van Michael Trinkley van de Chicora Foundation. Deze stichting is een non-profit organisatie voor instandhouding en rekent ook begraafplaatsen tot haar
werkveld. Trinkley vroeg in zijn lezing aandacht voor onderhoud, oftewel het gebrek aan onderhoud. In de VS blijkt het onderhoud door teruglopende baten steeds slechter te worden en ook wordt steeds vaker gebruik gemaakt van slecht opgeleide werknemers. Er worden zelfs gevangenen ingezet om zo goedkoop mogelijkde boel te kunnen onderhouden. Het inhuren van zogenaamde
‘low, mow en blow’-bedrijfjes doet het onderhoud volgens Trinkley ook geen goed. Ze rekenen lage kosten voor maaiwerk of bladblazen, maar doen hun werk vaak slecht. Door slecht management en geringe kennis van zaken wordt vaak ad hoc gehandeld. Daardoor raken de begraafplaatsen verder achterop en loopt de kwaliteit terug.
Heel concreet blijkt dat er vooral veel misgaat bij het mechanisch maaien van de veel voorkomende grasvelden. Door ondeskundig werk blijken veel stenen beschadigd te worden. De beheerder moet daardoor weer kosten maken om beschadigingen te laten repareren. Ook ondeskundig snoeiwerk of juist verkeerde aanplant leidt tot verarming van begraafplaatsen. Voor mij een duidelijk en herkenbaar pleidooi. Ook in Nederland willen beheerders nog wel eens bomen en planten neerzetten waarbij men de aanwezige flora en fauna negeert. Daar is ook net een onderzoek naar geweest in Nieuwegein waaruit blijkt dat struweel steeds zeldzamer wordt omdat beheerders graag overzichtelijke bomen willen hebben met weinig bladval. Het verzoek van Trinkley om meer samenhang in de aanpak van het onderhoud, bijvoorbeeld door training, kreeg tijdens de bijeenkomst veel bijval.

Archeologie
In een aantal van de lezingen werd de focus gelegd op archeologische middelen en technieken om onderzoek te doen naar de locatie van graven. Hoe relatief jong sommige begraafplaatsen in de VS ook zijn, vaak is er geen administratie of is er niets meer over zo’n begraafplaats bekend omdat hele dorpen verlaten werden. Via grondradar of sonar kan gekeken worden waar precies graven liggen, of er grafmonumenten onder degrond liggen of dat er andere elementen van belang zijn. In sommige gevallen werden grafkelders of graven ook daadwerkelijk opgegraven en onderzocht. Een enkele keer vond men zelfs grafmonumenten buiten het hekwerk van de begraafplaats door dergelijk onderzoek. Deze jonge archeologie wordt in Nederland nauwelijks toegepast en zelden op begraafplaatsen. De grens voor archeologie en bescherming van archeologisch waardevolle zaken ligt in Nederland nog steeds rond 1500. Alles daarna wordt nog maar mondjesmaat onderzocht, hoewel juist deze jongere archeologie veel aan het licht zou kunnen brengen ten aanzien van 18de en 19de eeuwse begraafgewoonten.

Houten grafmonumenten
Met zoveel natuursteen voorhanden zou je bijna vergeten dat men in de VS ook veel hout gebruikte op begraafplaatsen. Vooral in het midden-westen en westen van het land werden armere graven vaak voorzien van eenvoudige houten grafmonumenten. Ook komen er veel houten hekwerken rond de graven voor. Verwaarlozing is de grootste vijand van het hout, vooral door overgroeiing. Wanneer hout niet meer droogt dan krijgen allerlei schimmels, mossen, insecten de kans om het hout aan te tasten. Het controleerbaar maken van het vochtprobleem is een van de oplossingen. Dat betekent minder begroeiing rondom het houten grafmonument, geen coating aanbrengen als die er nooit was en geen middelen toepassen die erger zijn dan de kwaal. Daarmee wordt bedoeld dat vochtig hout soms geverfd wordt waarna het hout gewoon verder rot terwijl de verflaag intact blijft. Repareren met epoxys blijken ook niet zo succesvol. Wat wel helpt zijn zogenaamde borate rods, een natuurlijk zout dat afkomstig is uit Californië in de VS. Bij hoge vochtigheid lost het zout op in het hout en helpt om allerlei ongedierte en schimmels tegen te houden. Of het verkrijgbaar is in Nederland? Maar ook deze lezing was verder zeer herkenbaar en bij het tonen van Nederlandse houten grafmonumenten uit mijn verzameling was de onderzoekster verrast. Ze was blij te horen dat de door haar voorgestelde manier van beschermen en de noodzaak tot behoud ook in Nederland bekend waren.

Over het hek kijken
Uit gesprekken met bezoekers en uit de lezingen kwam het beeld naar voren dat in de VS veel aan behoud en instandhouding wordt gedaan vanuit de grafmonumenten zelf. Het in kaart brengen van hele begraafplaatsen en het daarbij betrekken van de omgeving in ruimere zin is nog niet zo wijdverbreid getuige de lezing van Natalie Wampler. Wampler is Preservation & Facilities Planner op Mount Auburn Cemetery, vlakbij Boston. Het in samenhang bekijken van de historische waarden en de noodzaak tot ontwikkeling van begraafplaatsen lijkt nog niet zo diep geworteld te zijn. Behoud is vooral gericht op instandhouding van begraafplaatsen vanwege de grafmonumenten. Een exploitatiegedachte is daarbij van ondergeschikt belang. Er wordt bij alle plannen nauwelijks gekeken naar mogelijkheden van lijkbezorging. Dat verschilt sterk van de wijze waarop in Nederland omgegaan wordt met behoud van begraafplaatsen. Hier moet sterk gedacht worden aan continuering van begraven en het bedenken van nieuwe manieren van lijkbezorging of asbestemming. In de VS speelt ruimte echter niet zo’n grote rol als in Nederland. Of dat in de VS zo kan blijven moet nog blijken. Waar het probleem van continuering van begraven nauwelijks opgaat zijn de nationale begraafplaatsen, waarvan er zo’n 140
zijn met ruim drie miljoen graven. Deze door de staat onderhouden begraafplaatsen hebben een bijzondere status en zijn niet te vergelijken met de honderden particuliere of kerkelijke begraafplaatsen.
Begraafplaatsen die moeite hebben met een goede exploitatie en niet gerund worden door de overheid hebben het moeilijk. Een voorbeeld daarvan is het oude kerkhof van Nieuw Utrecht in Brooklyn. Er wordt zo nu en dan nog wel eens een urn bijgezet, maar de kerkelijke gemeente kan het kerkhof nauwelijks nog vrij houden van onkruid. Vaak ook is het niet meer toegestaan om te begraven op dergelijke kerkhoven en zijn de nieuwe graven noodgedwongen urnbijzettingen. Wampler pleit dan ook voor meer aandacht voor behoud van begraafplaatsen in een bredere context zodat het voortbestaan voor meer mensen interessant isdan alleen de eigenaar of de vrijwilligers.

Bescherming als park
Uit de lezingen die meer over tuin- en landschap gingen, bleek dat veel begraafplaatsenals een park worden gezien. Veel van de 19de-eeuwse begraafplaatsen zijn in de loop der tijd vol geraakt of lopen
zo langzamerhand tegen hun limiet aan vanwege de stedenbouwkundige ligging. Greenwood Cemetery in Brooklyn is zo’n begraafplaats. Een rondleiding door Frank Morelli, de verantwoordelijke man voor
de monumenten op deze begraafplaats, brengt mij onder andere bij een rijtje oude grafmonumenten, waaronder een aantal met Nederlandse tekst. Hij maakt zich weinig zorgen over de toekomst van deze
fraaie begraafplaats. Op de vraag wat er met deze begraafplaats gaat gebeuren als hij vol is, antwoord hij eenvoudigweg dat het dan verder gaat als een park. Dat is een algemeen aanvaard concept en
gezien de wijze waarop de begraafplaats is aangelegd geen slechte keuze. Het zijn vooral professionals zoals de mensen die de bijeenkomst in Nashville bijwoonden, die in de toekomst de techniek en hun ervaring zullen inzetten om deze begraafparken in goede staat te houden. Net als in Nederland is daar geld voor nodig. Mede door de NCPTT zal de aandacht voor deze bijzondere plaatsen niet verstommen.