Bijen, goed voor de begraafplaats
© Ada WilleBij een werkbezoek aan begraafplaats Rhijnhof in Leiden trekken potten honing met het etiket Miel de Mort de aandacht van Ada Wille. Daar zit een verhaal in, dacht Wille, die zelf haar imkerdiploma heeft en jarenlang bijen heeft gehouden. ‘De bijensterfte is de afgelopen zes jaar verdubbeld,’ meldt Het blad Tuin & Landschap in mei 2009. Het gaat slecht met de bijen in Nederland. In hoeverre kunnen begraafplaatsen als drachtgebied en standplaats voor imkers een rol spelen? Op die manier helpt u als begraafplaatshouder mee aan een betere biodiversiteit. U krijgt er een mooi bloeiende begraafplaats voor terug. En wellicht ook een paar potten honing.
De Verenigde Naties hebben 2010 uitgeroepen tot Internationaal Jaar van de Biodiversiteit. Biodiversiteit is de verscheidenheid van levensvormen op aarde. Wereldwijd neemt de biodiversiteit jaar na jaar af. Steeds meer soorten sterven uit, waardoor het natuurlijk evenwicht op veel plaatsen verstoord wordt en hele ecosystemen dreigen te verdwijnen.
De bij is van enorme betekenis voor de bestuiving van onze gewassen: zonder bestuiving zou de mens alleen nog graansoorten kunnen eten.
Door monocultures krijgen bijen te eenzijdige voeding. Zij hebben variatie in het stuifmeel nodig voor vitaliteit van de volken. Er zijn echter steeds minder (wilde) bloemen en planten.
Daarnaast worden op grote schaal gewasbeschermingsmiddelen gebruikt met nicotineverbindingen die zeer giftig zijn voor bijen.
De klimaatverandering schijnt ook invloed te hebben op de bijen: het najaar duurt langer, dus de koningin blijft langer eitjes leggen. Hierdoor wordt de stuifmeelvoorraad aangesproken die normaliter de wintervoorraad vormt. Zo kan een volk ‘Nosema’ krijgen, een gebreksziekte die ook wel de ‘verdwijnziekte’ wordt genoemd.
Bovendien legt de Varroamijt zijn larven in de afgesloten cellen en kan hij bij aanhoudende broed in een volk langer zijn gang gaan en moet dus later in het jaar bestreden worden. Daarnaast speelt de Varroamijt een belangrijke rol bij het overbrengen van virussen. Dit alles tezamen zorgt voor een afname van de vitaliteit van de volken, wat uiteindelijk tot sterfte kan leiden. De zogenaamde ‘verdwijnziekte’, waarbij complete volken dood gaan, komt steeds vaker voor. Combineer dit met de verstedelijking (steeds minder mogelijkheden om bij huis te imkeren) en de vergrijzing onder de imkers, dan kom je tot de conclusie dat de bijenhouderij wel een boost kan gebruiken. Wat kunnen begraafplaatsen daar in betekenen?
Begraafplaatsimkers
Hoeveel begraafplaatsimkers zijn er eigenlijk, behalve in Leiden? Een beetje rondvragen en een oproepje in het blad Bijenhouden leverde reacties op uit Meppel, Leeuwarden, Baarn, Zwolle, Nieuwerkerk, Noordwijkerhout en Amsterdam. In Leiden heeft de beheerder een imker die elders weg moest een plek op de begraafplaats gegeven. Als dank ontvangt hij elk jaar enkele potten honing.
De bijenvereniging van Meppel heeft tussen de begraafplaats en de provinciale weg haar ‘Bijenpark’ met 16 stallen van imkers met in totaal zo’n 120 bijenkasten. Zij vormt zo een mooie buffer tussen weg en begraafplaats. Het bijenpark is rond 1950 ingericht en heeft een eigen entree. Voor de meeste imkers is het een winterstalling of parkeerplaats tussen het reizen door. Voor enkelen is het de vaste standplaats en biedt de begraafplaats en omgeving (wilg in de weilanden en privé-tuintjes) voldoende dracht. Aangrenzend is een industrieterrein in ontwikkeling. In goed overleg met de gemeente heeft de bijenvereniging het voor elkaar gekregen dat er een drachtbloemenmengsel in de bermen wordt ingezaaid en hulst wordt geplant.
Op begraafplaats Spanjaardslaan in Leeuwarden heeft de heer Fokkema al meer dan tien jaar zijn kasten (3-4 stuks) staan dankzij bemiddeling door de Plantsoenendienst (hij had thuis geen ruimte). De begraafplaats en het aangrenzende Rengerspark hebben veel drachtbomen zoals linde, esdoorn en kastanje. In het park is ook veel krokus, een goede stuifmeelleverancier in het vroege voorjaar. Sowieso is de stad een goed drachtgebied. De kasten staan op een goede plek (uit de nabijheid van de paden), en dus heeft niemand er last van en vindt er geen vandalisme plaats (je moet echt weten dat ze er staan).
Op de oude begraafplaats Baarn heeft Karel ten Hoedt (56 jaar imker) al meer dan 25 jaar met drie collega-imkers circa 25 kasten staan. Recent moesten zij de kasten verplaatsen, in verband met restauratiewerkzaamheden aan de grafstenen. Voor het plaatsen van de kasten houdt men volgens de APV (Algemeen Plaatselijke Verordening) 30 meter afstand van woonhuizen, kantoren of de openbare weg.
De begraafplaats, en Baarn zelf ook, is een geweldig drachtgebied, aldus Ten Hoedt. Een grote verscheidenheid aan bomen, heesters en planten levert volop stuifmeel en nectar voor de bijen. Linde, acacia en paardenbloem, krokus, narcis, tulp en sneeuwklokjes in de particuliere tuinen van Baarn leveren stuifmeel; hetzelfde geldt voor de klimop op de begraafplaats. De begraafplaats biedt rust en beschutting. Tot nu toe gaat het goed met zijn bijen, omdat er in de omgeving waar ze vliegen vrijwel niet met gif wordt gespoten – een van de oorzaken van de bijensterfte in Nederland.
Op begraafplaats Kranenburg te Zwolle hebben Johan Goos en Wim Vlaanderen vanaf 1973 geïmkerd, tot de verdwijnziekte toesloeg en begin 2009 alle vijf kasten leeg bleken te zijn.
Naast het reizen naar koolzaad en heide, leverde de begraafplaats het hele jaar door veel honing en stuifmeel op door planten als winterheide, tijm, linde maar ook de boomwurger (Celastrus orbiculatus) en de honingboom (Sophora japonica).
Geen overlast
In Nieuwerkerk heeft de heer Rens twee kasten staan op de begraafplaats Muyeweg. De kasten staan in een groenstrook aan de buitenkant van de begraafplaats, met de vliegopening de polder in waardoor er geen eventuele overlast is op de begraafplaats. Ook blijkt dat bijen niet op verse bloemen op graven vliegen. De opbrengst op de begraafplaats is niet zo groot, maar in de directe omgeving zijn fruit en bloemen te vinden.
Jaap van Vliet staat al zo’n twintig jaar met zijn kasten op begraafplaats St. Jozefkerk te Noordwijkerhout. “Niemand heeft er last van,” zegt hij. “Sterker, de meeste mensen weten het niet. Aanvankelijk stond aan de achterkant struikgewas, maar twee jaar geleden heeft een voortvarend bestuur dat weggehaald. Ja, dan kunnen de bijen natuurlijk laag komen aanvliegen over de zerken, en dat is in de zomer wanneer er iemand wordt begraven niet zo erg prettig! Op mijn verzoek heeft men dan ook schielijk een (groen) windscherm geplaatst en imker ik weer met een gerust geweten. De opbrengst op dit kerkhof is altijd goed geweest en ik heb geen last van baldadigheid van de jeugd. Op een andere standplaats in het dorp heb ik daar wel elk jaar last van. Ik vermoed dat als er al verschil is in dracht, er op een RK begraafplaats meer is te ‘halen’ voor bijen dan op andere begraafplaatsen. Hier in elk geval wel, want de mensen komen er veel en alles ziet er keurig verzorgd uit.”
Omdat de begraafplaats in de Bollenstreek ligt vermoedt Jaap tevens dat er in verhouding meer bollen en planten staan dan op andere begraafplaatsen.
Op Huis te Vraag in Amsterdam tenslotte, staat Marja van der Veldt al drie zomers met 2 of 3 kasten. Ze meldt dat er voldoende dracht is.
Drachtplanten en -bomen
Behalve varens en mossen vinden we bij alle plantenfamilies drachtplanten die nectar en stuifmeel leveren. De imker deelt ze meestal in naar de tijd van het jaar waarin ze bloeien:
voorjaars-, zomer- en najaarsdracht
In West-Europa is meestal geen gebrek aan voorjaarsdracht. Na het voorjaar is er vaak wel gebrek aan drachtplanten. Een dergelijke ‘drachtpauze’ is er bijvoorbeeld na de bloei van de fruitbomen tot aan de bloei van de linde. En ook weer na de bloei van de linde tot aan de bloei van de heide.
Voor de honingbij en inheemse hommels zijn inheemse lindesoorten van enorm belang. Ook de tamme kastanje zou meer aangeplant moeten worden.
Een boom wil ik met name noemen en dat is – hoe toepasselijk – de Bijenboom, de Tetradium. Het is een kleine, struikvormige boom van maximaal 12 meter (afhankelijk van de soort) hoog met een brede, schermvormige kroon, vrij dikke korte stam en wijd afstaande gesteltakken. De boom heeft een bijzondere bloeiwijze, met grote witte bloemschermen met veel nectar waardoor deze zeer veel bijen aantrekt en heerlijke honing oplevert. Na de bloei komen er mooie rode vruchten en een prachtige herfstkleur, variërend van licht goudgeel tot donker oranjegeel.
Bijen zijn geen wespen
Bijen gaan niet, zoals wespen, op zoetigheid (limonade, ijsjes, lollies) af, dus bezoekers van begraafplaatsen krijgen alleen problemen als ze voor de invliegopening van een kast zouden gaan staan of in/door de aanvliegroute lopen. Een bij met nectar ‘aan boord’ kan niet steken, een bij op weg naar een plant wel. Omdat bijen altijd heel gericht vliegen tussen kastopening en drachtplant is het vaak voldoende om ervoor te zorgen dat de aanvliegroute niet kruist met een looproute. Bijen kunnen heel makkelijk omhoog gestuurd worden door op korte afstand voor de kasten een haag of iets dergelijks te planten waardoor ze direct omhoog vliegen.
Een afgelegen plek, op ruime afstand of afgekeerd van de looproutes en de graven is ideaal en zal geen enkel probleem geven voor bezoekers. De honingbij heeft een actieradius van 3 km. en vliegt dus ook in de omgeving van de begraafplaats om dracht. In die zin is de begraafplaats al een waardevolle standplaats waar kasten in alle (winter-)rust kunnen staan, met minder kans op vandalisme en overlast.
Bijenhotels
Naast honingbijen zijn solitaire bijen ook interessant. Zij leven niet zoals honingbijen in een volk, maar zijn einzelgängers en zoeken holtes om eitjes in te leggen. Vaak zijn dit holle stengels of gaten in bomen/boomstammen. Bij het eitje komt wat stuifmeel en vervolgens wordt er een deurtje van klei voor gemetseld. Afhankelijk van de lengte van de holte wordt een aantal eitjes achter elkaar gelegd. Het voorjaar daarna komen ze in de goede volgorde uit: het laatst gelegde eitje als eerste, et cetera.
Voor deze bijen kunnen zogenaamde ‘bijenhotels’ gebouwd worden: een opeenstapeling van (afval)materiaal met zoveel mogelijk holtes van verschillend formaat. Met de begraafplaats als stadsoase, en in veel gevallen al als openlucht klaslokaal voor biologieles, kan een bijenhotel een aanwinst zijn voor de insectenwereld. In een ochtend door een schoolklas in elkaar te zetten. Sinds kort zijn dergelijke hotels ook te koop bij tuincentra.
Conclusie
Begraafplaatsen kunnen een steentje bijdragen aan de verbetering van de biodiversiteit. Velen doen dit uiteraard al. Ontwerpers en beheerders kunnen in hun beplantingsplannen een bepaald sortiment kiezen dat nectar en stuifmeel levert (vooral botanische soorten!). Hiervoor zijn lijsten beschikbaar; op de site van de LOB (www.begraafplaats.nl) staan enkele geschikte boeken hierover.
Begraafplaatsen zouden kunnen voorzien in een eenvoudige bijenstal met luifel en die kunnen verhuren aan geïnteresseerde imkers, of een plek beschikbaar kunnen stellen om verenigingen of individuen er zelf een te laten bouwen.
Bij uitbreidingen en bijvoorbeeld het inzaaien van ongebruikte delen kan met het mengsel rekening worden gehouden met de factor stuifmeel en nectar voor bijen of insecten in het algemeen.
Zo kan wederom een waardevol onderdeel aan de begraafplaats toegevoegd worden dat ecologische (voortbestaan van de bij/biodiversiteit, bestuiving), educatieve en economische waarden heeft.
Meer bloei maakt de begraafplaats aantrekkelijker. En wie weet houdt de beheerder, evenals in Leiden, er een pot honing aan over.
Meer weten?
www.bijenhelpdesk.nl (ook info en voorbeelden van bijenhotels)
www.biodiversiteitsjaar.nl
Op verzoek kan een pdf van het rapport ‘De betekenis van het openbaar groen voor bijen’ van Alterra worden verzonden. Het bevat overzichten van de belangrijkste bomen, struiken, vaste planten en 1- en 2-jarigen als leverancier van nectar en stuifmeel. Stuur een mail naar: [email protected].