Bottenschandaal in Ulft

Het lijkt steeds vaker te gebeuren. Begin dit jaar was het weer eens zo ver: een man in Ulft vond botten bij het graf van zijn vader, vond dat de begraafplaats hem niet serieus nam en stapte naar de krant. Een ‘schandaal’ of in ieder geval ongewenst rumoer was geboren. De Begraafplaats probeert te achterhalen wat er precies is gebeurd en consulent Wim van Midwoud reageert. “Neem mensen serieus in hun klacht. Mensen willen hun verhaal kwijt; liever aan de beheerder dan aan een krant.”

Bottenschandaal in Ulft

© Harry Perrée

Het lijkt steeds vaker te gebeuren. Begin dit jaar was het weer eens zo ver: een man in Ulft vond botten bij het graf van zijn vader, vond dat de begraafplaats hem niet serieus nam en stapte naar de krant. Een ‘schandaal’ of in ieder geval ongewenst rumoer was geboren. De Begraafplaats probeert te achterhalen wat er precies is gebeurd en consulent Wim van Midwoud reageert. “Neem mensen serieus in hun klacht. Mensen willen hun verhaal kwijt; liever aan de beheerder dan aan een krant.”

Ulftenaar vindt botten bij graf van vader
De heer Jansen heeft bij het graf van zijn vader op de begraafplaats in Ulft botten van twee bijna complete skeletten gevonden. Zijn vader is
in december begraven in een graf dat eerder is geruimd. Volgens Jansen gebeurde dit niet goed. Een zak botten die hij de pastoor gaf, bleef twee maanden staan zonder dat die erin keek.
(De Gelderlander, 15 april 2008)

Een week of zes na de begrafenis van zijn vader vindt de heer Jansen het tijd om de verpieterde boeketten op het graf op te ruimen en het graf op orde te maken. Hij gaat met zijn vriendin naar de begraafplaats van de St. Antoniuskerk in Ulft, waar zijn vader ligt, ruimt de boeketten op en ziet aan de oppervlakte van het graf botjes uit de aarde steken. Volgens hem, zoals hij tegen De Gelderlander zegt, zelfs ‘hele skeletten’. Die dag, in januari van dit jaar, vult de Ulftenaar een plastic boodschappentas driekwart met botten. De vondst bevreemdt hem en dus belt hij begraafplaatsbeheerder Jan Boland. Die vraagt hem de botten in de container te zetten; de beheerder zal ze er later uithalen. Weer een week later is Jansen er weer en opnieuw vindt hij botten, waaronder een bekkengewricht. “Ik belde de beheerder van de begraafplaats. Die reageerde dat nog nooit zoiets is gebeurd. Ik moest het in de container doen, en hij zou ze wel ophalen. Maar twee dagen later lagen ze er nog.” Als Jansen voor de derde keer botten vindt, besluit hij ze te houden. “Ik zag de bui al hangen. Dadelijk neemt niemand me serieus, dacht ik. Die zak heb ik afgegeven aan pastoor Monninkhof. Hij schrok geweldig, maar zei dat hij weinig kon doen. Ik zei wel dat de resten moesten worden opgeruimd.”
(De Gelderlander, 15 april 2008)

Pastoor Monninkhof bevestigt tegenover De Gelderlander dat hij een zak heeft gekregen. Die staat van 11 februari tot in april op zijn kantoor. De inhoud heeft hij niet bekeken. “Ik kan niet aangeven waarom niet,” zegt hij tegen de krant. Maar wat er nu precies is misgegaan, daarop wil Monninkhof niet ingaan tegenover De Begraafplaats. “Wij hebben er met het parochiebestuur overleg over gehad en gezegd dat wij niet meewerken. Wij als parochiebestuurders voelen naar de familie een pastorale verantwoordelijkheid. Wij communiceren alleen met de familie, niet met de pers.” Begraafplaatsbeheerder Jan Boland wil wel zijn kijk op de zaak geven. “Die meneer Jansen is op een bijzondere manier het overlijden van zijn vader aan het verwerken,” zegt hij. “Hij heeft een punt,” aldus Boland, “hij heeft een botje gevonden, misschien twee kleine stukjes.” Maar zakken vol botten? Bijna complete skeletten? “Iedereen zei: dat kán helemaal niet. Dus dat hebben wij afgedaan als: dat is grote onzin. Niemand heeft dat skelet gezien. Het enige wat we hebben gezien is die paar botjes in een plastic zak met onderin een paar kleine botjes, plus nog met wat waxinelichtjes en wat stenen en wat zand,” aldus Boland, die echter toegeeft de zak zelf niet gezien te hebben.

“Op het plekje van de vader van Jansen was in 1948 of 1949 iemand begraven, maar de grafrechten waren na veertig jaar niet verlengd. Als grafrechten niet worden verlengd,” zo legt de beheerder de aanpak uit, “verwijderen wij de grafsteen en harken de plek aan. Dan kan daar tien, vijf of twee jaar later iemand anders begraven worden. Als ze dan resten tegenkomen, worden die zorgvuldig bewaard, totdat het nieuwe graf op diepte is en worden die wat dieper in het graf teruggezet, met een laagje aarde erop, zodat je weer een heel mooi schoon graf hebt. En die mensen die dat hier doen, doen dat bijzonder zorgvuldig.” ‘Die mensen’, dat is in dit geval Menkhorst Grafzorg. “Laten we vooropstellen dat het heel spijtig is dat zoiets gebeurt,” reageert directeur Herman Tomesen. Maar voor hem is het de vraag of er daadwerkelijk iets is misgegaan. “Kijk, wij hebben ons werk gedaan als altijd.”
Daarbij wordt de grond volgens hem altijd gezeefd. “Wij hebben het natuurlijk ook aangeharkt toen wij het graf klaar hadden. Als het zó aan de oppervlakte had gelegen, hadden wij het ook moeten zien.” Het enige wat Menkhorst aan botten heeft gezien is de inhoud van de derde plastic zak en die was volgens hem ‘heel weinig, minimaal’. Bij de eerstvolgende begrafenis zijn de botten onder in het graf geplaatst. Waar de eerste twee plastic zakken met botten heen zijn gegaan is onduidelijk. Ook over de afloop van de zaak verschillen de meningen. In een laatste gesprek zijn parochiebestuur, Menkhorst Grafzorg, Jansen en zijn broer en een wijkagent bij elkaar gekomen. Boland: “Wij hebben met Jansen afgesproken het graf waar hij de resten gevonden had nog eens heel secuur na te gaan. Firma Menkhorst heeft het toen een halve meter diep uitgeschept en alles gezeefd, maar helemaal niks gevonden. Dat is het hele verhaal.” Volgens Menkhorst is de bovenste laag van het graf naast dat van de vader van Jansen (dat had Jansen ook aangekocht) gezeefd.

Reactie
LOB-consulent Wim van Midwoud vindt dat elke klacht over de vondst van botjes heel serieus moet worden genomen, ook al denk je dat iemand schromelijk overdrijft. Al doe je je werk nog zo goed en zorgvuldig, het gevaar bestaat altijd dat er toch iets gevonden wordt. “Mensen zijn gevoeliger geworden op dit punt lijkt het wel, maar daar mag je als begraafplaats nooit laatdunkend over doen. Voor de mensen die dit overkomt is dit erg vervelend, je moet het heel serieus nemen en er alles aan doen tot een goede oplossong te komen. Doe je dat niet, dan loop je het risico dat iemand naar de krant gaat en het gigantisch wordt opgeklopt. Pas op dat je als beheerder zo’n vondst niet ‘gewoon’ begint te vinden. Verplaats je in het beeld van de nabestaande.” Hij heeft er zelf, nog niet zo lang geleden, ook mee te maken gehad op De Nieuwe Ooster, waar hij hoofd buitendienst is. Een vrouw vond enkele botjes bij het graf van haar vader en moeder. Haar moeder was daar kort geleden begraven. Ze nam ze mee naar huis en kwam dit pas later melden bij de begraafplaats. “Ze maakte zich grote zorgen dat het botjes van haar vader waren. Ik heb uitgelegd dat dit onwaarschijnlijk is, omdat haar vader op 3-diep was begraven en haar moeder op 2-diep. Bovendien wordt de oorspronkelijke toplaag weer aangebracht, waarin überhaupt nooit is begraven.” Wat hij ook vertelde en uitlegde, de vrouw hield haar twijfels. “Dat moet je dan heel serieus nemen,” aldus Van Midwoud. Hij was zelfs bereid in het Amsterdams Medisch Centrum DNA-onderzoek te laten verrichten aan de botjes om de vrouw hierover zekerheid te bieden. “Maar dat ging niet, omdat er alleen bruikbaar DNA-materiaal in de schedel en het heupbot van ruim 40 jaar oud te vinden is.” Er is uiteindelijk een voor beide partijen goede oplossing gevonden door de botjes te begraven in het graf van haar vader en moeder. “Er is een gat gemaakt in het graf tot op de kist van de moeder en de botjes zijn via een tijdelijk ingegraven grote koker begraven. De vrouw had de resten, die niet groter waren dan enkele centimeters, in een klein kistje gedaan, die we samen in de koker hebben laten zakken.”

Voor dit verhaal is ook uitgebreid gesproken met de heer Jansen. Aanvankelijk bood hij alle medewerking. Later trok hij deze terug en eiste hij dat niets van wat hij had verteld gepubliceerd zou worden. Daar hebben we gehoor aan gegeven, we hebben zijn werkelijke naam veranderd in
Jansen en we hebben voor zijn verhaal gebruik gemaakt van het artikel in De Gelderlander. Wat de heer Jansen daarin vertelt is in grote lijnen hetzelfde als wat hij De Begraafplaats vertelde.