Creatief met knekels

Geen verzamelgraf met rottende stoffelijke resten, maar een knekelhuis met schone botten. Mooi, leerzaam, uitnodigend tot contemplatie, en ja, ook piëteitsvol. Wie plaatst de eerste?

Creatief met knekels

© Anja Krabben

Geen verzamelgraf met rottende stoffelijke resten, maar een knekelhuis met schone botten. Mooi, leerzaam, uitnodigend tot contemplatie, en ja, ook piëteitsvol. Wie plaatst de eerste?

Grote kans dat velen van u er al eens een bezocht hebben, zo’n eeuwenoud knekelhuis, ook wel ossuarium genoemd, in Zuid- of Oost-Europa, waar de knekels prachtig in patronen zijn opgestapeld en die nu vooral een toeristische attractie vormen. Ook de oude Nederlandse kerkhoven hadden knekelhuizen, die bijna allemaal zijn geruimd in de 19e en de laatste in de 20e eeuw, nadat begraven in en rondom de kerk verboden werd. Deze knekelhuisjes stonden apart of waren aan de kerk gebouwd.

Ik heb er eerder voor gepleit: de terugkeer van de knekelhuizen en dan liefst zoals in Zuid-Europa, met de knekels zichtbaar voor de begraafplaatsbezoeker. Verleden jaar sprak De Begraafplaats met Wouter Nijlant, adviseur buitenbeheer in Oldenzaal in het kader van de interviewreeks ‘De begraafplaats van de toekomst’ (oktober 2021). Hij vertelde dat Oldenzaal duizenden beenderen opgeslagen heeft liggen, die zijn opgegraven onder het plein rond de Plechelmusbasiliek, vanwege een herinrichting. Hij mailde: ‘De politiek vindt het lijkenhuisje op onze begraafplaats aan de Hengelosestraat een goede rustplek voor deze skeletten. De skeletten zijn nu nog netjes bewaard in dozen en liggen opgeslagen in een gemeentelijk bedrijfspand. We denken erover om ze in het lijkenhuisje te bewaren en om ze wellicht (educatief) tentoon te stellen.’

Ik verwijs hem naar een column die Babs Bakels in juni 2021 in De Begraafplaats heeft geschreven en waarin ze ook pleit voor de terugkeer van knekelhuizen, met ‘wanden met netjes opgestapelde botten’. Babs constateert dat botten tegenwoordig als reminders aan de dood vooral afkeer lijken op te roepen: ‘En bij afkeer beroepen we ons op het rekkelijke begrip “menselijke waardigheid”. Zo doet het knutselen met botten, zonder religieuze noodzaak, ons teveel denken aan de gruwelen van de Tweede Wereldoorlog waar menselijke resten werden ingezet voor vernedering door er gebruiksvoorwerpen van te maken.’

Nu heb ik zelf die connectie met de Tweede Wereldoorlog nooit gelegd, maar dat botten afkeer of de verkeerde sensatie opwekken, constateer ik ook. Terwijl mijn pleidooi er niet één is voor een toeristische attractie, maar voor een krachtig memento mori. Zoals in een eeuwenoud knekelhuis in Rome in verschillende talen geschreven staat: ‘Wat u nu bent, waren wij ook. Wat wij nu zijn, zult u eens worden.’ Het kan geen kwaad regelmatig herinnerd te worden aan onze sterfelijkheid.

Juridisch is er geen beletsel. Weliswaar staat in artikel 31 lid 3 van de Wlb dat na het ruimen van graven menselijke resten op een begraafplaats ‘ter aarde worden besteld’ of gecremeerd. Maar aangezien begraafplaatsen die bovengrondse wandgraven aanleggen niets in de weg wordt gelegd, dan mogen we dat ‘ter aarde bestellen’ ruim opvatten. Meent ook jurist Willem van der Putten: ‘Je mag inderdaad ook begraven in kelders en die hoeven niet per se ingegraven te zijn. Die kunnen ook boven de grond staan en in een wand worden geplaatst of in een mausoleum. En je zou tenminste één wand van een kelder dan ook van glas kunnen maken. Ja, dat zou denk ik verdedigbaar zijn.’

Nijlant reageerde positief toen ik hem het idee voorlegde – ‘knekelmuren zou zeker een optie kunnen zijn,’ mailt hij –, maar helaas, een jaar later is er nog weinig schot in de zaak. Nijlant gaat er niet (meer) over, laat hij weten. Het is aan de provincie Overijssel hierover een beslissing te nemen, maar hij vreest dat er geen openbaar knekelhuis zal komen.

Wie durft het wel aan?

‘Wat ik nu ben, zult u eens worden’