De beste pr is een goed onderhouden begraafplaats

Opzichter Gerard Klifman rekent het tot een van zijn belangrijkste taken zijn begraafplaats positief onder de aandacht te brengen, bij zijn eigen gemeente en bij het publiek. Dat eerste doet hij vooral via zijn columns over de begraafplaats voor het gemeenteblad Signalen. Door die columns komt hij vanzelf op 'leuke ideetjes' waarmee hij het publiek meer ter wille kan zijn.

De beste pr is een goed onderhouden begraafplaats

© Pauline Prior

Opzichter Gerard Klifman rekent het tot een van zijn belangrijkste taken zijn begraafplaats positief onder de aandacht te brengen, bij zijn eigen gemeente en bij het publiek. Dat eerste doet hij vooral via zijn columns over de begraafplaats voor het gemeenteblad Signalen. Door die columns komt hij vanzelf op ‘leuke ideetjes’ waarmee hij het publiek meer ter wille kan zijn.

De algemene begraafplaats Soest was vroeger van de Nederlands Hervormde kerk. In 1921 liet de gemeente er 24 algemene graven aanleggen. Deze strook met graven werd in de volksmond al snel ‘het zwervershoekje’ genoemd, waarschijnlijk omdat hier alleen mensen van gemeentewegen begraven werden. In 1947 werden er enkele verfraaiingsmaatregelen uitgevoerd. Het zwervershoekje werd ontdaan van het ijzeren hek en de ligusterhaag die dienden als afscheiding van de rest van de begraafplaats. Er werd een nieuwe scheiding aangebracht in de vorm van beplanting.

Het algemene deel breidde zich langzaam uit, totdat op 1 januari 1975 de exploitatie van de gehele begraafplaats werd overgenomen door de gemeente Soest. In diezelfde tijd werd de begraafplaats uitgebreid met een brede strook land aan de noordwestzijde. Ook kreeg toen het huidige padenstelsel zijn karakter. De begraafplaats meet nu circa 5,5 hectare en er vinden 160 begravingen per jaar plaats. Echt veel capaciteit is er niet meer. Daarom wordt voor bijna elk nieuw uitgegeven graf, een bestaand graf waarvan afstand is gedaan, geruimd. Van een opgeheven graf wordt alleen de grafbedekking verwijderd. Graven worden pas geruimd op het moment dat ze als ‘nieuw graf’ voor een begrafenis worden gedolven.
 
Er is een algemeen, een rooms-katholiek en een islamitisch gedeelte. Het islamitische deel is op dit moment vol. Dat oogt overigens niet zo, omdat niet elke islamiet een grafsteen plaatst. In de toekomst kan dit deel geruimd worden, want de graven zijn niet voor eeuwig uitgegeven. De aula is uit 1933 en wordt nu niet veel meer gebruikt omdat de uitvaartondernemers in de buurt zelf over een rouwcentrum beschikken.

Gerard Klifman (45) is een ex-Unifiller (Libanonganger). Hij heeft een opleiding aan de Rijks Middelbare Landbouwschool gevolgd en kwam in 1978 als plaatsvervangend voorman op deze begraafplaats te werken. In 1991 kreeg hij er de leiding als opzichter. Hij geeft leiding aan drie collega’s en een vrijwilliger en houdt toezicht op ingehuurd personeel. Klifman verzorgt de administratie van de begraafplaats. Daarnaast werkt hij mee aan het groenonderhoud, het delven van graven en loopt hij soms voor. Hij is verknocht aan zijn begraafplaats en wil er ook begraven worden.

Onrust over onkruid
Aan het begin van de jaren negentig ontstond in de gemeente ophef over de staat van onderhoud van de begraafplaats. De begraafplaats kwam negatief in het regionale nieuws omdat het onderhoud onder de maat zou zijn; onkruid zou de begraafplaats ontsieren. Volgens ambtenaren was het onkruid het gevolg van het afschaffen van het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen. Er werd echter naar de klachten van de Soestenaren geluisterd en de gemeente besloot het groen op een andere wijze te gaan beheren en met sluitende beplanting te gaan werken. Het toenmalige groen op de begraafplaats bestond veelal uit oude bomen en grote coniferen die in het verre verleden door nabestaanden op en achter de graven waren geplant. In haar huidige verordening heeft de gemeente Soest paal en perk gesteld aan het planten van groen op en rond de graven. Daarnaast wordt al enkele jaren gewerkt aan een ander aanzicht voor de begraafplaats.

De klaagzangen over het slechte onderhoud zat Klifman niet lekker. Hij vroeg zich af hoe hij binnen de gemeente draagvlak zou kunnen krijgen voor de noodzakelijke veranderingen. Jan van Veenendaal, beheerder van de algemene begraafplaats Hilversum, gaf Gerard tijdens de in het voorjaar van 2002 gehouden regionale beheerdersdag, de goede raad er serieus werk van te maken en op een of andere manier de Soester begraafplaatsen positief onder de aandacht te brengen. Klifman: “Het was vooral mijn bedoeling om wethouders en ambtenaren van de gemeente te attenderen op het belangrijke werk dat op de begraafplaats wordt gedaan, in de hoop om zo wat meer gedaan te krijgen.”

Een van de eerste bijzondere ‘acties’ die hij ondernam om de begraafplaats positief onder brede aandacht te brengen was het ophangen van veertig nestkastjes voor de vogels op de begraafplaats. “Dit trok de aandacht van de pers. Ook de lokale tv kwam langs. De interviewer vroeg me of ik wel eens wat leuks meemaakte. Heel regelmatig, zei ik, en zo kwam ik op het idee columns te gaan schrijven over de begraafplaats in al zijn aspecten, voor het bedrijfsblad Signalen van de gemeente Soest.” Ter gelegenheid van de dit voorjaar in Soest gehouden regionale beheerdersdag zijn de columns verzameld in het boekje ‘De Soester begraafplaatsverhalen’. Alle collega-beheerders uit de regio hebben een exemplaar ontvangen. Klifman schrijft in de columns openhartig over zijn werk en zijn gevoelens ten aanzien van de dood. “Het boekje is denk ik niet voor alle begraafplaatsbezoekers geschikt, het kan voor hen die net hun dierbaren zijn verloren iets te confronterend zijn.”

Dirk de begraafplaatshaan
“Door het schrijven van de columns, denk ik ook meer na over mijn werk en kom ik zo vanzelf op leuke ideetjes. Ik heb bijvoorbeeld een column geschreven over de ‘begraafplaatshaan’ Dirk. Er waren hier wel eerder dieren gesignaleerd, een pauw, hazen, en natuurlijk de minder gewilde konijnen, maar deze haan gaf de indruk zich permanent te willen vestigen. Hij kreeg van ons eten en liep mee met begrafenisstoeten, soms onder luid kukeleku-geroep. Als mensen hem riepen kwam hij aangestormd en als ze dan vervolgens niet snel genoeg met wat lekkers kwamen vloog hij ze naar het hoofd. Dirk had last van zijn hormonen, zo werd geconstateerd en zoals dat gaat in een ploeg van alleen maar heren, werd er als oplossing bedacht dat Dirk vrouwelijke soortgenoten moest hebben voor de afleiding. Het hielp, niemand werd meer aangevallen en de kippengemeenschap breidde zich langzaam uit. Tot er een vrouw naar me toe kwam, die zei ‘het is hier geen kinderboerderij, die kippen moeten weg’. Toen zag ik ook wel in dat, hoeveel plezier ze ook gaven, ze ook overlast bezorgden. Ze deden zich bijvoorbeeld soms tegoed aan de viooltjes. Uiteindelijk zijn de kippen en de nazaten van Dirk gevangen genomen en weggegeven. Dirk zelf mocht blijven, maar hij vond er niets meer aan en vond een mooie Barnevelder waar hij mee de hort op is gegaan.”

“Door deze column kwam ik op het idee om wat meer aandacht te besteden aan de dieren die we hier hebben, de vogels, de rode eekhoorns en een enkel konijn. Iedereen vindt het een leuk gezicht, die eekhoorns die rondom de graven hun beukennootjes opeten. Daar wil ik dan de aandacht op vestigen. Ook wil ik de vogels graag op de begraafplaats houden en hang daarom voederhuisjes en voedersilo’s op in de bomen om ze ’s winters te kunnen voeren. Om te laten zien dat de sfeer en de uitstraling van de begraafplaats belangrijk is, hang ik op het mededelingenbord informatie over welke vogels hier te vinden zijn. Ik wil graag dat de bezoekers zien dat we zorgvuldig ons werk doen op de begraafplaats en dat we veel aandacht besteden aan het onderhoud ervan. Goed voor de vogels zorgen hoort daar ook bij. Dat is tenslotte de beste pr: een goed onderhouden begraafplaats.”

Leuk en goedkoop
Klifman gaf de afgelopen jaren aan meer goede pr-ideeën vorm, soms ingegeven door de afdeling communicatie van de gemeente. Vijftien jaar geleden wilde de gemeente het groengevoel van Soest benadrukken en werd er een vlindervriendelijk beleid gevoerd. Op de begraafplaats resulteerde dat in het planten van Buddleja (vlinder)struiken op een vlindervriendelijke wijze, zodat ze over de hele begraafplaats van de ene naar de andere struik kunnen hoppen.

Herhaaldelijk werd Klifman geconfronteerd met de vraag of er een bankje mocht worden geplaatst bij een graf. Hij bedacht daar het volgende op. Hij kocht een aantal lichtgewicht bankjes en zetten deze her en der op de begraafplaats. “Ze zijn makkelijk mee te nemen door bezoekers naar hun graf. Op die manier heeft iedereen er iets aan en staat de begraafplaats niet vol met bankjes.”

Nog een ideetje van Klifman: hij voorzag elk servicestation met een tafeltje waar bloemen op geschikt kunnen worden. “De vaak wat oudere grafbezoeker heeft moeite met bukken en hoeft zo de bloemen niet op de grond te schikken.” In het kader van ‘een mooie en goed onderhouden begraafplaats’ wilde Klifman ook graag ‘de rommeltjes, zoals harkjes en potjes’ die mensen achter de graven zetten weg hebben, waarop hij gereedschap kocht en een paar honderd plastic vazen voor algemeen gebruik. Deze zijn bij de entree vrij mee te nemen en moeten daar uiteraard ook weer worden teruggezet.

“Mijn doel is niet hier zoveel mogelijk mensen te begraven, we zijn geen commercieel ingesteld bedrijf. De begraafplaats is daarom bijvoorbeeld ook nog niet helemaal kostendekkend. Nee, als opzichter van de gemeentelijke begraafplaats behoort deze extra service tot mijn taak, ik doe het voor de Soestenaren. En het is ook leuk zulke ideeën te bedenken. Het is vaak zo simpel en daarbij hoeft het helemaal niet zoveel te kosten.”