Droge voeten 2

In het vorige nummer van De Begraafplaats kwam de wet- en regelgeving rond de drooglegging van graven aan de orde.  Iedere begraafplaatsbeheerder is verplicht, volgens het Besluit op de Lijkbezorging, borg te staan voor een voldoende drooglegging. Nauwkeuriger: een overledene in een graf dient minimaal 30 cm. boven de gemiddeld hoogste grondwaterstand te liggen. Maar wat als u vermoedt (of vreest) dat het water toch hoger staat? In dit artikel enkele tips om daar achter te komen.

Droge voeten 2

© Wim van Midwoud

In het vorige nummer van De Begraafplaats kwam de wet- en regelgeving rond de drooglegging van graven aan de orde.  Iedere begraafplaatsbeheerder is verplicht, volgens het Besluit op de Lijkbezorging, borg te staan voor een voldoende drooglegging. Nauwkeuriger: een overledene in een graf dient minimaal 30 cm. boven de gemiddeld hoogste grondwaterstand te liggen. Maar wat als u vermoedt (of vreest) dat het water toch hoger staat? In dit artikel enkele tips om daar achter te komen.

Ik schat in dat vrijwel iedere beheerder in Nederland wel weet of zijn of haar eigen begraafplaats aan de hierboven genoemde norm voldoet of niet. Bij het delven van graven en natuurlijk zeker bij het ruimen of schudden van vervallen graven door de vier seizoenen heen, zal een beeld op het gebied van drooglegging zijn ontstaan. Hierbij maak ik wel meteen de kanttekening dat een onvolledige vertering niet altijd één-op-één inhoudt dat er sprake is van een te hoge grondwaterstand. De vraag kan bovendien gesteld worden welk criterium doorslaggevend zou moeten zijn, de drooglegging of de vertering. De drooglegging is natuurlijk gemakkelijker te meten.  De beheerder die tijdens ruimingen of tijdens het delven van een graf nog nooit te maken heeft gehad met grondwater in een graf – of met niet of  slecht verteerde stoffelijke resten – kan vanaf nu gelukzalig achterover gaan hangen en dit artikel met een glimlach doorlezen: u behoort bij de groep van gelukkigen op dit gebied. Heeft u andere, nattere ervaringen, dan zou een denkrimpel in uw voorhoofd u niet misstaan. Ik wil u niet bij voorbaat een schuldcomplex aanpraten, maar ik wijs u wel op de wetgeving op dit gebied. Sterker nog: op uw gevoel van respect voor de overledene.
Zeker voor dit onderwerp geldt: bezint voor u begint. Het glibberige pad van de ontwatering is voor de gemiddelde beheerder niet eenvoudig begaanbaar. Laten we maar zeggen: u heeft enige twijfels over de mate van drooglegging van de dodenakker. Er bestaan voor de leek wel enkele methoden om zekerheid te krijgen over het feit of uw begraafplaats voldoet aan de eisen.

Peilbuizen plaatsen
U kunt bijvoorbeeld zelf vrij eenvoudig één of enkele peilbuizen plaatsen. Voor een beetje handige beheerder, die niet meteen geld wilt uitgeven aan een technisch adviesbureau, is dit een eerste stap. Let wel: als nader onderzoek nodig is of als er zelfs maatregelen nodig zijn, dat dient u alsnog beslist met zo’n bureau in zee te gaan. De volgende materialen moet u bestellen:
– Eén of meerdere peilbuizen met bijbehorende afsluitdop voor de bovenzijde. Dit zijn kunststof buizen met een diameter van ca. 5 cm., waarvan de onderste meters geperforeerd zijn met smalle sleufjes, waardoor water kan toetreden. Neem een voldoende lange buis: als u 3-diep begraaft, dan moet de drooglegging ook ca. 3 meter zijn, neem dan buizen van ca. 4 meter lengte.
– Een speciaal hiervoor bedoeld meetlint met een loodje aan het uiteinde. U kunt hiermee het grondwaterpeil in een peilbuis meten door langzaam het uiteinde van het lint met het loodje in de peilbuis te laten zakken. Hoort u ‘ploep’ dan heeft u het grondwater bereikt en kunt u de waterdiepte afmeten. Dit vergt enige oefening, is mijn ervaring, maar is toch goed te doen.
– Een grondboor met verlengstukken tot minimaal 4 meter en een diameter van 8-10 cm. Dit is een wat duurdere aanschaf, maar ach, een goede en te verlengen grondboor is nooit weg.
– Een emmertje met fijn grind, voor het vullen van de ruimte tussen boorgat en peilbuis.

Plaats de peilbuizen op één of meerdere locaties, in ieder geval op die plaatsen waarvan u vermoedt dat het grondwater het hoogst staat. Ik ga er gemakshalve even vanuit dat de begraafplaats vrijwel vlak ligt. Is dit bepaald niet het geval, dan wordt het doe-het-zelf-werk al een stuk lastiger en dient u de koppen van de peilbuizen in te meten met een waterpastoestel. Die zal niet iedereen in een hoek hebben staan. Plaats de peilbuizen nauwkeurig verticaal, anders geven uw waarnemingen een vertekend beeld. Plaats de peilbuizen op plaatsen die niet in het zicht vallen. U zit niet te wachten op rottigheid, zoals afbreken van de buis of volgooien met grindjes. Dan breekt nu de tijd van waarnemen aan. Loop eenmaal per week op een vast moment in de week de peilbuizen langs en noteer de waarnemingen. Noteer zo mogelijk eveneens de neerslagcijfers uit uw gebied. Boeiend is het om te zien dat een neerslaghoeveelheid per week van bijvoorbeeld 5 mm. wel een verhoging van het grondwater van 100 mm. kan betekenen. De waarnemingen dient u een jaar vol te houden. In de praktijk is de grondwaterstand in voor- en najaar het hoogst: belangrijke meetperiodes dus. Als u 3-diep begraaft en in uw jaarmeting is maximaal één waarde minder dan 3 meter, dan behoort u ook bij de groep der gelukkigen: de tijd van achteroverhangen is aangebroken. Heeft u meer dan één ongunstige meting gedaan: welkom in het grote Nederlandse legioen van beheerders met te natte begraafplaatsen.

Watermanagement
Prins Willem-Alexander is er groot mee geworden. U dient nu een technisch adviesbureau in te schakelen voor nader onderzoek en daaruit voortvloeiende maatregelen. Deze bureaus doen hun werk niet voor niets, maar kunnen u wel gericht adviseren. En het zou mij zelfs niet verbazen als door tussenkomst van zo’n bureau de uiteindelijke kosten lager uitvallen dan zonder hun advies. Vraag vooraf een offerte voor een rapport met een analyse, conclusies en aanbevelingen. Bepaald dient te worden wat de oorzaak is van de te hoge grondwaterstand. Met andere woorden: hoe is het gesteld met de bodemgesteldheid in relatie tot de waterhuishouding? De redenen kunnen zeer verschillend van aard zijn.

Schijngrondwaterspiegel
U mag – relatief gezien – nog van geluk spreken als er sprake is van een schijnwaterspiegel. In de bodem zit een slecht doorlatende laag, waardoor het water zeer traag wordt afgevoerd. Zo’n laag kan op alle mogelijke diepten voorkomen. Wellicht is de begraafplaats destijds keurig opgehoogd met grofzandig materiaal, maar is daarbij de oorspronkelijke bodem door het werkverkeer dusdanig dichtgesmeerd, dat water hier doorheen nauwelijks kan wegzakken. Of wellicht woont u in een streek van Nederland waar ijzeroer in de bodem voorkomt. Een afzetting van materiaal die veel ijzer bevat en zeer slecht doorlaatbaar is. Of – om nog maar een voorbeeld te noemen – de begraafplaats bevat een zandige bodem, echter op een diepte van 5 meter komt een dunne kleilaag voor, waaronder weer zand zit. Als een slecht doorlatende laag de enige reden is van stagnerend water, dan kan dit euvel wellicht vrij eenvoudig worden opgelost. Op vaste afstanden van elkaar (afhankelijk van de waterdoorlatendheid) kunnen boorgaten worden gemaakt met een diameter van ca. 20 cm. Deze gaten moeten de slecht doorlatende laag volledig doorboren. Het gat wordt gevuld met een grof materiaal dat niet dichtslibt. U kunt zich voorstellen dat water via deze boorgaten alsnog snel kan wegzakken en wateroverlast wordt voorkomen. Een eenvoudige en doeltreffende methode die in ieder geval qua kosten voordelig uitvalt in vergelijking met de in een volgend artikel omschreven methoden.

In het derde en laatste artikel in deze reeks zal worden ingegaan op de toepassing van een horizontaal drainagesysteem. Ook wordt de voor het terrein veel minder ingrijpende methode van verticale drainage toegelicht: een interessante optie voor veel situaties. Tenslotte wordt aandacht besteed aan het onderhoud van de systemen.

Dit artikel is geactualiseerd in oktober 2021.