Eerlijke tarieven (2)

In het vorige nummer reageerde Conradine de Reus, begraafplaatsadviseur, op de discussie die deze zomer woedde over de hoogte van de grafkosten. LOB-voorzitter Tom Sprenger en secretaris Arie Van Kooten reageren weer op haar.

Eerlijke tarieven (2)

© Tom Sprenger en Arie van Kooten

In het vorige nummer reageerde Conradine de Reus, begraafplaatsadviseur, op de discussie die deze zomer woedde over de hoogte van de grafkosten. LOB-voorzitter Tom Sprenger en secretaris Arie Van Kooten reageren weer op haar.

Het artikel van Conradine de Reus gaat over gemeentelijke begraafplaatsen en heeft als titel ‘Eerlijke Tarieven’ – wat suggereert dat er ook òneerlijke gemeentelijke tarieven zijn. In het artikel worden beheerders van gemeentelijke begraafplaatsen opgeroepen het heft in eigen hand te nemen en het gekozen beleid krachtig uit te dragen, ook al is er voor een aanmerkelijke verhoging van de tarieven gekozen. Het zijn echter meestal anderen die het mes hanteren. De meeste beheerders hebben weinig invloed op het beleid van de gemeente en kunnen de financiële, organisatorische en boekhoudkundige randvoorwaarden van de gemeentelijke organisatie niet veranderen. Dat gebeurt op een veel hoger ambtelijk niveau. Daarnaast zijn het onze democratisch gekozen gemeentebesturen die de beheerders op basis van bestuurlijke of politieke motieven aansturen. Het zijn in Nederland voornamelijk de grotere gemeentelijke begraafplaatsen waar een directeur of manager van de begraafplaats kan sturen naar een bedrijfsmatige exploitatie en daarmee ook via voorstellen aan de gemeenteraad de tarieven kan voorstellen.

Ook stelt De Reus dat kostendekkenheid te maken heeft met de wijze waarop een begraafplaats wordt verzorgd en beheerd. Toch zijn er heel veel uitstekend beheerde en verzorgde begraafplaatsen die desondanks niet kostendekkend zijn. Hoe komt dat?

Lasten uit het verleden
Vooral de gemeentelijke begraafplaatsen lijden aan een aantal kwalen, ook vanuit het verleden, die tot op de dag van vandaag hun kostendekkendheid in hoge mate negatief beïnvloeden:

– Er is bijna altijd sprake van een percentage eeuwigdurende of afgekochte graven, die geen baten meer opleveren en wel onderhoud vergen, maar waar de begraafplaats niet zonder moeite ‘vanaf’ kan komen of weer geld voor kan binnenbrengen.

– In gemeenteland is in de jaren zeventig en tachtig schaalvergroting toegepast. Daarbij werden begraafplaatsen ondergebracht in grotere gecentraliseerde en sectorale organisaties -als een politiek onbelangrijk, maar wel geld opleverend onderdeel. Door de schaalvergroting konden hogere bedragen aan overhead- en huisvestingskosten aan de begraafplaatsen worden toegerekend. De facto maken de begraafplaatsen echter in geringe mate gebruik van die gecentraliseerde organisatie; hooguit worden zij gedwongen diensten af te nemen. Daarnaast wordt het personeel van de begraafplaatsen door deze doorberekeningen circa 30% duurder dan bij vergelijkbare particuliere begraafplaatsen.

– In de ‘gouden’ jaren van het begraven (tot halverwege de jaren zestig; daarna liep het aantal begravingen sterk terug door het toenemend aantal crematies) hebben de gemeenten vrijwel allemaal de positieve resultaten van de begraafplaatsen in de algemene middelen laten
verdwijnen. Aan fondsvorming voor slechte tijden hebben gemeenten nooit gedaan.

– Alleen bij gemeentelijke begraafplaatsen zijn de tarieven of begraafrechten onderdeel van het gemeentelijk belastingbeleid. Als onderdeel daarvan mogen begraaftarieven meestal niet meer stijgen dan het lage percentage voor de gemeentebelastingen, bijvoorbeeld 1%.  Dit is veelal een politiek besluit om de burgers gerust te stellen dat er met zorg gekeken wordt naar onterechte hoge stijgingen. Voor de begraafplaatsen is een dergelijke verhoging niet voldoende om de kostenstijging te compenseren. Omdat dit jaren achtereen plaatsvindt ontstaat een enorm gat in de exploitatie.

Loskoppelen van gemeenteorganisatie
De laatste drie factoren hebben uitsluitend betrekking op gemeentelijke begraafplaatsen. Daarom hebben juist zij problemen met kostendekkend werken: ze slepen hun verliezen uit het verleden mee, moeten financieel bijdragen aan de bureaucratische organisatie waarvan ze deel uitmaken zonder daarvan echt ‘baat’ te hebben en hun tarieven gaan niet gelijk op met de bedrijfskosten. Dit zijn de redenen waarom er bij gemeentelijke begraafplaatsen ‘altijd geld bij moet’. Overigens moet ook niet onvermeld blijven, dat de begraafplaatsen door de grote toename van het cremeren (meer dan 50%) minimaal de helft van hun omzet zijn kwijtgeraakt. Dat wordt ook niet zomaar opgevangen.

Alleen een bedrijfsmatig beheer van een begraafplaats als onderdeel van een niet commercieel werkend en denkend orgaan als de gemeente leidt dus niet tot een ‘eerlijk’ en goed tarief, laat staan tot kostendekkendheid. Slechts door de begraafplaats organisatorisch en boekhoudkundig zoveel mogelijk los te koppelen van de gemeenteorganisatie en te ontdoen van de lasten daarvan; en uiteraard door te werken als een ‘echt’ bedrijf, kan dit doel op termijn worden bereikt.