Eindelijk vaart in wetswijziging

In september 2006 is een voorstel tot wijziging van de Wet op de lijkbezorging bij de Tweede Kamer ingediend (kamerstukken 30 696). Het voorstel is in april 2008 door de regering gewijzigd en aangevuld. Mr. Willem van der Putten bespreekt kort enkele voor begraafplaatshouders relevante voorstellen.

Eindelijk vaart in wetswijziging

© Mr. W.G.H.M. van der Putten

In september 2006 is een voorstel tot wijziging van de Wet op de lijkbezorging bij de Tweede Kamer ingediend (kamerstukken 30 696). Het voorstel is in april 2008 door de regering gewijzigd en aangevuld. Mr. Willem van der Putten bespreekt kort enkele voor begraafplaatshouders relevante voorstellen.

De Wet op de lijkbezorging (Wlb) is de wet die – summier – regels stelt voor begraafplaatsen en grafrechten. In het Bestuur op de lijkbezorging, een uitvoeringsregeling, zijn regels gesteld aan graven.

Het voorstel tot wijziging van de Wlb dat in september 2006 bij de Tweede Kamer is ingediend (kamerstukken 30 696), was een vervolg van een evaluatie van de wet in de jaren 1998-1999. Veel haast heeft de wetgever niet gemaakt. In oktober 2006 vond de behandeling van het wetsvoorstel in de vaste kamercommissie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties plaats en pas begin april 2008 heeft de regering op de vragen van de commissie geantwoord.

Op het vlak van begraven en begraafplaatsen zijn geen grote wijzigingen voorgesteld. Wel een aantal kleinere.

– In de huidige Wlb komt het begrip ‘algemeen graf’ niet voor. Men wil deze term in de wet opnemen om ook voor mensen buiten de begraafplaatswereld duidelijk te maken dat er twee typen graven zijn.

– In een aanvullend voorstel van april 2008 is voorgesteld om het begrip ‘graf met een uitsluitend recht’ aan te duiden als ‘particulier graf’. Persoonlijk vind ik dat geen gelukkige benaming, mede omdat bijna alle begraafplaatsen de term ‘eigen graf’ gebruiken. Straks moet iedereen zijn beheersverordening of reglement veranderen, alleen maar omdat de wetgever een nieuwe term introduceert. Ik zie er het nut niet van in.

– Een bestaand graf mag op dit moment telkens voor maximaal 10 jaar verlengd worden. De wetgever wil deze termijn oprekken naar 20 jaar. Dat is geen verplichting, een begraafplaatshouder mag de termijn ook op 10 jaar houden, maar er komt ook een ondergrens van 5 jaar voor verlengingen. Het jaarlijks regelen kan dan niet meer.

– Men zal als begraafplaatshouder in de toekomst minder moeite hoeven doen om het actuele adres van een rechthebbende te achterhalen. De rechthebbende krijgt een grotere eigen verantwoordelijkheid om zijn actuele adres door te geven.

– De regeling in art. 28, leden 3-7, dat de rechten op een verwaarloosd graf vervallen kunnen worden verklaard, wordt verfijnd. De houder kan zich niet op verwaarlozing beroepen als hij er zelf verantwoordelijk voor was. De rechthebbende krijgt nadat de verwaarlozing is geconstateerd een termijn van 1 jaar om in het onderhoud van het graf te voorzien. Tenzij hij de ontvangst van de waarschuwing niet bevestigt, dan krijgt hij 5 jaar de tijd. Dat is vreemd, want burgerlijke ongehoorzaamheid wordt zo beloond. Ik denk dat de verlenging van 5 jaar natuurlijk alleen speelt als het grafrecht niet eerder verloopt. Er komt nog een overgangsregeling voor ‘lopende’ verwaarlozingen (nieuw artikel 84a).

– Op dit moment is altijd verlof van de burgemeester nodig voor een opgraving en herbegraving. Het wetsvoorstel wil dit beperken tot de eerste 10 jaar na de begraving; vervolgens kan zonder verlof worden opgegraven en herbegraven. Persoonlijk vind ik dit geen verstandige zaak. Het graf kan ‘stiekem’ worden verplaatst naar een onbekende lokatie. Andere nabestaanden hebben dan geen rechtsbescherming en ook de wens van de overledene kan in het geding komen.

– Alleen als wordt opgegraven en gecremeerd binnen 1 jaar na de begraving is nog verlof van de officier van justitie nodig.

– Het voornemen van ruiming (art 31) hoeft niet meer te worden gemeld aan de VROM-inspectie.

– Bij het aanleggen of uitbreiden van een bijzondere begraafplaats vervalt het voorgeschreven advies van de VROM-inspectie.

– In het aanvullende wetsvoorstel van april is voorgesteld om zolang een graf niet geruimd mag worden, de natrekkingsregel van het BW op te heffen. U weet dat de begraafplaatshouder na plaatsing van een grafsteen de juridisch eigenaar is. Dit nieuwe voorstel doorkruist deze hoofdregel uit het recht, zolang het graf niet geruimd mag worden. Dit voorstel lijkt aantrekkelijk, maar dat is slechts oppervlakkig. De positie van slachtoffers, mensen die schade hebben geleden, wordt verslechterd. Zij weten immers niet wie dan de rechthebbende eigenaar van de steen is, bij wie zij schade kunnen verhalen. Op dit moment is de begraafplaatshouder aansprakelijk, die dat weer kan afwentelen op de rechthebbende. Dat is een prikkel om de administratie actueel te houden. Die prikkel vervalt dan.

– Voor houders van begraafplaatsen die asbussen bewaren is van belang dat de termijn van ruiming van een asbus wordt verkort van 20 naar 10 jaar.

Na de zomer zal de nieuwe wet eerst aan de Tweede Kamer en dan aan de Eerste Kamer ter goedkeuring worden voorgelegd. Nu al heeft SP-kamerlid Van Raak laten weten niet tevreden te zijn dat de regering niets heeft geregeld op het gebied van ruimen. Van Raak heeft een amendement ingediend om bij Algemene Maatregel van Bestuur nadere regels te kunnen stellen voor het ruimen van graven en het gebruik van knekelputten.