Gok of goudmijn?

Lekker makkelijk geld verdienen, zo'n natuurbegraafplaats, zo wordt nogal eens gedacht. Je bent eigenaar van een flink stuk grond, je laat er een paar duizend mensen een graf uitzoeken, het onderhoud is minimaal: cashen maar. Maar zo eenvoudig is het natuurlijk niet. En helemaal nu de concurrentie groot dreigt te worden – er zijn plannen voor tientallen natuurbegraafplaatsen – én het koffiedikkijken is hoe groot de toekomstige klandizie werkelijk zal zijn, is elke nieuwe natuurbegraafplaats eerder een gok dan een zekere goudmijn. Maar moeten we de markt maar gewoon haar gang laten gaan?

Gok of goudmijn?

© Anja Krabben

Lekker makkelijk geld verdienen, zo’n natuurbegraafplaats, zo wordt nogal eens gedacht. Je bent eigenaar van een flink stuk grond, je laat er een paar duizend mensen een graf uitzoeken, het onderhoud is minimaal: cashen maar. Maar zo eenvoudig is het natuurlijk niet. En helemaal nu de concurrentie groot dreigt te worden – er zijn plannen voor tientallen natuurbegraafplaatsen – én het koffiedikkijken is hoe groot de toekomstige klandizie werkelijk zal zijn, is elke nieuwe natuurbegraafplaats eerder een gok dan een zekere goudmijn. Maar moeten we de markt maar gewoon haar gang laten gaan?

In het artikel ‘Goudmijn natuurgraf’ in Binnenlands Bestuur van november 2015 rekent auteur René Didde ons voor: ‘Natuurbegraafplaats Heidepol (17 ha) kan 7.350 graven herbergen. De kosten bedragen zo’n 3.500 euro per graf, samen goed voor 25,3 miljoen euro. Een hectare brengt zo’n anderhalf miljoen euro op.’

Wauw, dat klinkt aantrekkelijk. Te aantrekkelijk. Want in bovenstaande rekensom is natuurlijk geen enkele rekening gehouden met de noodzakelijke investeringen, zoals de aanleg van een toegangsweg, een parkeerplaats, verbouwing van aanwezige gebouwen tot ceremonieruimten of nieuwbouw en de vaste lasten, waaronder personeelskosten.

“Ik hoor dat wel vaker,” zegt Joyce Sengers van Landinzicht, bureau voor landschapsinitiatieven  en sinds kort directeur en beheerder van natuurbegraafplaats De Utrecht op het gelijknamige landgoed in het Brabantse Esbeek. De officiële opening is op 2 september.

Sengers: “Het is zo kort door de bocht. Ik kan er kwaad om worden, want ik vind het erg om als geldwolf weggezet te worden. Als het mij om het geld ging, was ik wel landschapsinrichter gebleven, dan was ik al lang rijk geweest. Ik ben hier al tien jaar mee bezig, met natuurbegraven. Het gaat mij bij de natuurbegraafplaats in eerste instantie om natuurontwikkeling; daar gaan ook de eventuele winsten naartoe.”

Sengers wil geen precieze bedragen noemen die gemoeid zijn bij de ontwikkeling van het gebied tot natuurbegraafplaats, maar zegt ook: “Reken zeker op een miljoen investeringskosten.”

De investeringskosten zijn opgebracht door de eigenaar van het landgoed, verzekeraar ASR. Sengers en partners hebben Stichting EEN&AL Natuurbegraven opgericht, de stichting pacht 27 ha van het in totaal 2.500 hectare grote landgoed, tot 2076. “ASR ziet het als maatschappelijk verantwoord ondernemen, maar het is ook een investering waar ze rendement uit willen halen. Het terugverdienen van de investeringen is gekoppeld aan de grafverkoop, een deel van elk verkocht graf gaat naar de ASR. Mocht er verlies zijn, dan is dat voor de stichting.” Het eerste jaar zal Sengers afzien van een salaris.

Hype

‘Je zou natuurbegraafplaatsen een trend kunnen noemen. Of beter: het beginnen van natuurbegraafplaatsen is een trend,’ schrijft Caspar Janssen begin dit jaar in de Volkskrant, onder de kop ‘Natuurbegraven als lucratief verdienmodel’. Janssen noemt het een ‘uitkomst voor armlastige landgoedeigenaren en natuurorganisaties die leden verliezen’.

Natuurmonumenten (NM) gaat samen met Natuurbegraven Nederland 10 tot 15 natuurbegraafplaatsen ontwikkelen in Nederland. De eerste gaat eind 2016 open, in Heeze in Brabant. Claudia Majoor, medewerker bij NM, ontkent dat het ledental drastich afneemt. “Maar wij moeten steeds meer het beheer en aankoop van natuur zelf bekostigen. Daarom zoeken we naar alternatieve inkomstenbronnen en gaan we ook samenwerkingen aan met partners zoals Natuurbegraven Nederland. Natuurmonumenten krijgt hiervoor een financiële vergoeding, zoals bij alle gronden die in erfpacht worden uitgegeven. Met deze inkomsten kunnen we onze natuurgebieden beheren/onderhouden en nieuwe natuurgebieden aankopen.” Hoe hoog het bedrag is dat Natuurbegraven Nederland aan NM betaalt, wil ze niet zeggen.

‘Eind 2015 was er sprake van ongeveer twintig operationele natuurbegraafplaatsen en ca. vijftig initiatieven voor de aanleg van een natuurbegraafplaats,’ zo staat te lezen in het LOB-jaarverslag over 2015. Hoeveel winstgevende natuurbegraafplaatsen kan Nederland hebben? Weinig, menen de mensen achter de site natuurbegraafplaats-waaromniet.nl, waar te lezen staat: ‘De reeds geruime tijd bestaande 11 natuurbegraafplaatsen blijken amper klanten te trekken. We verwachten dan ook dat zowel de gerealiseerde als de geplande natuurbegraafplaatsen nooit kostendekkend, laat staan winstgevend zullen worden.’

Hoeveel begrafenissen er op alle natuurbegraafplaatsen samen hebben plaatsgevonden in 2014 en 2015 weet noch de branchevereniging voor natuurbegraafplaatsen Brana noch de LOB. “Daar zijn ze ook niet erg open over als ik het hen vraag,” zegt Wim van Midwoud. Hij schat dat het 1% is van alle uitvaarten. Gé Peterink, voorzitter van Brana denkt ‘ongeveer 0,8%’ en zegt: “De komende jaren streven we er wel naar de cijfers zichtbaar te maken.” In allerlei publicaties en prognoses wordt het in enkele jaren haalbare percentage van 5% genoemd (Brana houdt 3% aan). Bij een sterftecijfer van 150.000 zouden dat dan 7.500 natuurbegrafenissen zijn. En dat op tientallen begraafplaatsen – dat klinkt niet heel winstgevend.

Maar niemand weet het zeker. Het huidige aantal natuurbegrafenissen zegt op zich niets over wat er in de toekomst zal gebeuren. Het blijkt dat ook mensen die voor een natuurgraf kiezen, bij voorkeur willen dat dit graf niet te ver van hun oude woonplaats (familie en vrienden) ligt en als dat niet kan, men er in veel gevallen van afziet. Conclusie: hoe meer natuurbegraafplaatsen er komen, goed verspreid over Nederland, hoe meer klandizie? Niemand weet het zeker. Maar volgens Majoor Van NM is bij de eigen achterban de vraag naar natuurbegraven de afgelopen jaren toegenomen.

Sengers zegt in het verleden wel eens een marktonderzoek te hebben gedaan naar natuurbegraven. “Dan moesten we eerst uitleggen wat natuurbegraven was en dan werd gevraagd ‘lijkt het u wat?’ O ja, zeggen velen dan, maar dat wil niet zeggen dat ze het ook doen.” Of De Utrecht snel de investeringen terug zal kunnen betalen aan ASR hangt dan ook van veel factoren af, zegt ze. “Belangrijk daarbij is hoeveel plannen voor natuurbegraafplaatsen daadwerkelijk zullen worden uitgevoerd en hoe ver of dicht bij elkaar die begraafplaatsen komen te liggen. Wij hebben diverse scenario’s doorberekend.” Veel is onzeker, maar ze heeft vertrouwen in de toekomst van De Utrecht. Ze ziet het als gunstig dat zonder dat de officiële opening al heeft plaatsgevonden en zonder dat er al echt reclame is gemaakt, er nu al vier begrafenissen waren. “Dat heeft me prettig verrast. En drie daarvan waren van mensen uit de buurt.”

’t Hemeltje

Op de site geendodenindenatuur.nl heeft bedrijfskundige ir. Cees Egmond een bedrijfseconomische analyse van natuurbegraven gemaakt. Op verzoek van jonkheer Theodoor Sandberg, vertelt Egmond. Sandberg is de secretaris/penningmeester van Stichting Natuurbegraafplaats-waaromniet.nl, een particulier initiatief van bezorgde burgers. Op de website natuurbegraafplaats-waaromniet.nl laat de stichting naar eigen zeggen ‘een onafhankelijk en kritisch geluid over natuurbegraafplaatsen’ horen. Op de website staan vooral argumenten tegen (nieuwe) natuurbegraafplaatsen. En niet altijd in adellijk taalgebruik: ‘Geen 6.000 lijken in het bos’.

De analyse van Egmond staat op de site geendodenindenatuur.nl, ook opgezet door Sandberg, en vooral gericht tegen de komst van een natuurbegraafplaats van Stichting IJssellandschap op Landgoed ’t Hemeltje in Deventer. Sandberg bewoont een deel van dit landgoed.

Egmond had zich vooraf nog nooit verdiept in natuurbegraafplaatsen en ging onbevooroordeeld aan het werk, vertelt hij. “Maar lastig was dat de natuurbegraafplaatsen niet echt meewerkten. Ik heb ze bijna allemaal gesproken en geprobeerd van hen concrete cijfers te krijgen. Maar niemand wilde die geven, dus heb ik zelf enkele aannames gemaakt.” Redelijke aannames. Het voert te ver die hier allemaal op te schrijven en zijn berekeningen over te nemen; het staat echter helder beschreven op de site geendodenindenatuur.nl, in het artikel ‘Natuurbegraafplaats: de business case nogmaals belicht’. Zijn conclusie is dat natuurbegraven geen realistische economische drager kan zijn van natuurontwikkeling.

Hij denkt dat landgoedeigenaren zichzelf en elkaar gek maken met winstgevende dromen over natuurbegraven. En feitelijk wakkert Sandberg en consorten dat ‘waanidee’ zelf aan door deze natuurbegraafplaatsen uit te maken voor geldwolven, op hun site en elders. In vakblad Uitvaart zegt hij: “Natuurbegraven is een puur commerciële zaak met een sausje van liefde voor de natuur.”

Marktwerking

Moeten we de markt van het natuurbegraven maar gewoon haar werk laten doen, of moet er meer worden gedaan aan (zelf)regulering? Er wordt steeds meer gepleit voor het laatste. Want wat gebeurt er met de natuurbegraafplaatsen die het niet gaan redden? En dan vooral met de graven. Eeuwige grafrust is beloofd, wie neemt de zorg daarvoor op zich?

De provincie Gelderland is de eerste die enkele maatregelen heeft genomen. Zij stelt bijvoorbeeld voorwaarden voor het aantal graven per hectare en gaat nieuwe plannen strenger beoordelen, waarbij rekening wordt gehouden met toekomstige planologische ontwikkelingen. ‘Een welkome ontwikkeling die door alle provincies navolging verdient,’ schrijven Marie-Louise Meuris en Wim van Oort in Binnenlands Bestuur in een reactie op het artikel ‘Goudmijn natuurgraf’. Zij vrezen echter vooral dat het natuurbegraven een kannibaliserend effect heeft op de bestaande begraafplaatsen: ‘Prima dat er ruimte is voor marktwerking, maar wat provincies en gemeenten zich onvoldoende realiseren is dat ze met een teveel aan marktwerking hun eigen graf graven. […] Door de jarenlange lobby van de crematoriumwereld met de stelling dat begraven duurder is dan begraven, hebben algemene begraafplaatsen marktaandeel verloren. Door de nieuwe hype van natuurbegraven als het summum van lijkbezorging verliezen ze een nog groter aandeel. Waarom zou je als gemeente meewerken aan bestemmingsplanwijzigingen en vergunningverlening (voor natuurbegraafplaatsen, AK) die ten koste gaan van een gezonde exploitatie van de eigen begraafplaatsen?’

Ook de Federatie Particulier Grondbezit (FPG) maakt zich “grote zorgen over de wildgroei die nu dreigt te ontstaan,” zegt FPG-voorzitter Roel Robbertsen tegen Hans Kamerbeek in ‘FPG wil wildgroei natuurbegraven voorkomen’ (het artikel staat op www.grondbezit.nl). “Als organisatie van particuliere eigenaren staan wij voor een vrije markt en gaan dus niet pleiten voor het beperken van ondernemerschap. […] De eisen die de Wet op de lijkbezorging stelt aan een minimale afstand tot het grondwater, zal leiden tot concentratie op een beperkt deel van Nederland, namelijk de hogere zandgronden. Zo dreigt er een dichtheid van natuurbegraafplaatsen te ontstaan die niet wenselijk is. Te grote dichtheden doen afbreuk aan de natuurkwaliteit. Een goed afgestemd ruimtelijk ordeningsbeleid moet dat voorkomen, bijvoorbeeld met minimale afstanden tussen natuurbegraafplaatsen. Eenduidige regels voor waar natuurbegraven mag en hoeveel begravingen in onderscheidende gebieden verantwoord zijn, zouden kunnen helpen.”

Brana stelt nu geen limiet aan het aantal graven per hectare of het totaal aantal graven. En kiest ook niet voor een minimale afstand tussen natuurbegraafplaatsen.

Zou de landelijke overheid daarbij een rol kunnen of moeten spelen? Egmond ziet die rol zeker. “We hebben het hier over natuurontwikkeling; natuurbeleid is toch ook een taak van de landelijke overheid. Deze kan een visie voor de lange termijn ontwikkelen.”

Interne discussie

Eén ding is duidelijk, de discussie over natuurbegraven neemt toe en dat kan alleen maar als gunstig worden gezien. Eind december hield Brana een symposium (waar we in het februarinummer over schreven) en op 24 mei organiseerde de FPG een ledenbijeenkomst over natuurbegraven. (Te laat om nog mee te nemen in dit nummer.)

De LOB weet nog niet precies zo goed welke rol haar past binnen de ontwikkeling van natuurbegraven, zo staat in het jaarverslag 2015. ‘En of en zo ja aan welk beleid op dit terrein behoefte bestaat.’ Maar is tegelijkertijd ook belangenbehartiger en vertegenwoordiger van de zes natuurbegraafplaatsen die nu zijn aangesloten bij de LOB. (Voor de leden van Brana is het LOB-lidmaatschap zelfs verplicht.) En zoekt als mogelijk nieuw bestuurslid ‘een kandidaat met als achtergrond natuurbegraafplaatsen’. 

Een goede interne discussie ligt dan ook voor de hand.