“Het leven is een grote schaterlach”

Spiritueel zijn betekent niet meer of minder dan jezelf zijn, meent Jos van Beek, beheerder in Maarssen, “ook in je contacten met nabestaanden.” En niet bang zijn voor de eigen emoties. Vanuit die gedachte is ook het gebouw ‘Rond-om’ ontstaan, dat dienst doet als opbaarruimte. Het wordt door bezoekers zeer gewaardeerd vanwege de persoonlijke sfeer en de mogelijkheid om als nabestaande permanent te vertoeven bij een overledene. Voor Van Beek is dat vanzelfsprekends: “Samen met de nabestaanden een plek zoeken waar ze zich prettig voelen.”

“Het leven is een grote schaterlach”

© Anja Krabben

Spiritueel zijn betekent niet meer of minder dan jezelf zijn, meent Jos van Beek, beheerder in Maarssen, “ook in je contacten met nabestaanden.” En niet bang zijn voor de eigen emoties. Vanuit die gedachte is ook het gebouw ‘Rond-om’ ontstaan, dat dienst doet als opbaarruimte. Het wordt door bezoekers zeer gewaardeerd vanwege de persoonlijke sfeer en de mogelijkheid om als nabestaande permanent te vertoeven bij een overledene. Voor Van Beek is dat vanzelfsprekends: “Samen met de nabestaanden een plek zoeken waar ze zich prettig voelen.”

Jos van Beek (62), werkzaam bij de gemeente Maarssen als opzichter groen en als beheerder van de gemeentelijke begraafplaats, houdt van citaten die tot nadenken stemmen. Hij heeft er een oog voor, schrijft ze op en hergebruikt ze. Zoals deze: Rond staat voor harmonie en het rond gaan van al het leven op aarde. De van oorsprong Indiaanse tekst staat op de achthoekige aula die direct na de entree
van de algemene begraafplaats Maarssen te vinden is. ‘Rond-om’ heet het gebouw. Van Beek heeft het karakteristieke jaren ’30 gebouwtje samen met zijn vrouw en anderen, met steun van de gemeente, omgetoverd in een sfeervolle 24-uurs opbaarruimte waarvan het de bedoeling is dat iedereen zich er direct thuis voelt. En dat is gelukt. Ze zijn op zich niet nieuw, ruimtes waar je als familie 24 uur terecht
kan; je krijgt de sleutel mee, kan koffie en thee zetten en rustig bijeen zitten bij de overledene. Toch onderscheidt deze plek zich in positieve zin van andere. “Omdat het een vrijstaand gebouw is,” zegt Van Beek. “Andere 24-uursruimtes maken deel uit van een uitvaartcentrum, je zit dan altijd nog bij een ander in huis. Hier niet. Het is een vrijstaand gebouw en daar heb jij de sleutel van. De poort van de
begraafplaats blijft altijd open. Daarvoor hebben we overigens nog wel het reglement moeten veranderen. Mensen kunnen hier de dagen tot de begrafenis verblijven. Er ligt een gedachtenboek
waarin ze kunnen schrijven. Je kunt ook blijven slapen, er is een bank.”

Persoonlijk
Maar dat is het niet alleen, waarom deze ruimte anders aandoet dan andere 24-uursruimtes. Hier is geen binnenhuisarchitect of een andere professional op ontwerpgebied aan het werk geweest, maar
een betrokken leek. En dat voel je: geen design, maar medemenselijkheid. Van Beek heeft speciaal voor het interview de vele kaarsen aangestoken die overal staan, grote op standaards en kleine waxinelichtjes op de salontafels, om te laten voelen hoe de sfeer kan zijn. Op de achtergrond klinken vogelgeluiden, van een bandje. De salontafels steunen op oude groentekistjes. Het zijn dergelijke details die de inrichting ‘persoonlijk’ maakt. Ook direct na de ingang staat een kast die is opgebouwd
uit oude kistjes. “Dat hebben we niet gedaan uit kostenbesparing, maar omdat we een sfeer wilden creëren waarin iedereen zich thuis voelt. In de kisten kunnen mensen persoonlijke bezittingen
neerzetten. De bedoeling was hier een thuisopbaring na te bootsen. We hebben er ook bewust voor gekozen het geen bepaalde stijl te geven. Het enige waar we ons aan hielden was om de kleuren van
de glas-in-lood ramen terug te laten keren in de kleuren van de gordijnen, meubels en dergelijke. Er kunnen in totaal vijftig mensen in de ruimte, maar we hebben de meubels zo neergezet dat als het er minder zijn je dat niet ziet. Het inrichten was heel fijn en bevredigend om te doen.” De ruimte is vanaf 1 januari dit jaar in gebruik en de reacties worden steeds positiever, zegt Van Beek. Hij heeft er ook
al bijzondere ontmoetingen meegemaakt. “Zoals het bezoek van een vrouw die wist niet lang meer te leven te hebben. Ze woonde alleen, had geen familie, maar wel veel vrienden. Ze kwam, gezeten in
een rolstoel, samen met enkele vriendinnen kijken. ‘Ja,’ zei ze, ‘hier wil ik liggen. Het voelt goed.’ En ze ging onmiddellijk op zoek naar het beste plekje voor de kist. Ik vond en zei haar dat ook, dat ze
er goed mee omging. Ze antwoordde met een prachtig citaat: ‘De dood is de sleutel van de deur naar het leven.’ Dat vind ik zo mooi.”

Hospice
Het gesprek komt als vanzelf op Van Beeks gedachten over een leven na de dood. Een onderwerp waar zelden over gesproken wordt met en door beheerders in dit vakblad; wat toch vreemd is, want
als je zo veel met dood en begraven bezig bent, moeten je eigen gedachten daarover toch vanzelf boven komen? Maar Van Beek is geen doorsnee beheerder. Naast zijn werk voor de gemeente,
werkt hij als vrijwilliger in een hospice in Vleuten. “Ik organiseer de tuin, doe de technische ondersteuning en praktisch werk.” Zijn vrouw werkt als verzorgster van de stervenden. “Daar kwam eigenlijk het idee vandaan voor Rond-om. Wehoorden soms van mensen in het hospice dat ze het zo vervelend vonden dat mensen na het overlijden naar zo’n kil uitvaartcentrum moeten. De thuissituatie
die ze in het hospice nabootsen wordt in Rond-om doorgezet. Er zijn ook al verschillende mensen vanuit het hospice naar Rond-om gegaan.”
Van Beek gelooft in reïncarnatie. Nee, hij durft zelfs te zeggen dat hij ervan overtuigd is dat het na dit leven niet over is. Dat heeft veel te maken met het hersenstaminfarct dat hem zes jaar terug getroffen
heeft. “Ook een geval van opnieuw beginnen, want ik kon niets meer, niet lopen, niet zitten, niets.” Wat nu, behalve een enigszins trekken met zijn been tijdens het lopen, niet meer voor te stellen is. Het staat hem nog helder bij wat er gebeurde.  “Het was op 28 augustus 2003. Ik liep de trap af en dacht: hé stom, ik heb een dubbele afspraak gemaakt. Ik moet even iemand afbellen. Ik loop verder de trap af en zie opeens alles dubbel. Beneden aan de trap ben ik in elkaar gezakt. Ik kwam bij op een speciale unit in het ziekenhuis, en voelde me heel helder. Ik zei direct: ‘Ze hebben me opgehangen aan het plafond, met bed en al. Ik begrijp er niets van. Ik zag iedereen onder me lopen
en praten.’ Met andere woorden, ik had een complete uittreding uit mijn lichaam gehad. Ik had mezelf beneden in bed zien liggen, hoewel ik mij tijdens die uittreding niet associeerde met die persoon in bed. Maar ik was wel erg verwonderd dat ik was opgehangen aan het plafond.” “Ik heb altijd al het idee gehad dat er meer zou moeten zijn, dat is versterkt door deze ervaring. Ik doe de laatste tweeënhalf jaar aan Praktische Filosofie en ben daardoor nog meer veranderd. Praktische Filosofie gaat maar over één ding: zelfkennis. Je moet je niet anders voordoen dan je bent.”

Emoties

Ook in de contacten met nabestaanden is jezelf zijn het beste. “Ik ben een emotioneel mens en ben niet bang emotie te tonen. Dat is ook niet erg, als je maar wel professioneel blijft.” Van Beek heeft enkele jaren geleden de cursus ‘Stil staan bij de dood’ gevolgd. ‘Van verdieping in je eigen levensovertuiging naar professionele ondersteuning van nabestaanden,’ zo beschrijft de aanbieder de cursus. “De cursus heeft als doel dat je echt een luisterend oor hebt voor mensen en begrip hebt voor hun situatie, zonder dat je samen met hen in hun verdriet gaat zitten. Soms moet je meegaan in hun
gedachtensfeer. Mensen zijn heel puur op het moment dat ze een dierbare hebben verloren, heel open en kwetsbaar. Dus je moet ook opletten met wat je zegt – als je überhaupt wat zegt –, want het betekent vooral luisteren, ze de ruimte geven.” Dat betekent soms ook dat je flexibel moet omgaan met de regels. “In de emotie van hun verdriet hebben mensen dat soms nodig. Mensen die zich strikt aan de regels houden zijn onzekere mensen.” Hij geeft het voorbeeld van een man die elke dag op de begraafplaats kwam om zijn overleden vrouw te bezoeken. “‘Ik heb niets meer,’ zei die man, ‘hier ligt alles wat ik had.’ Die man had het heel moeilijk en vroeg of hij een bankje bij het graf mocht. Dat heb ik toegestaan. Al snel bleken anderen dat op te vatten als een uitnodiging ook een bankje te plaatsen. Voor ik het wist stonden ze overal. Ik heb toen met die man gesproken en hem uitgelegd dat dat niet de bedoeling kan zijn. We hebben afgesproken dat hij de bank een jaar bij het graf mocht hebben – en de anderen ook – en dat ze dan zouden worden weggehaald. Na dat jaar was het verdriet ook
minder hevig en hoefde die man daar ook niet meer elke dag te zijn.”

Van Beek vindt die contacten met soms heel emotionele mensen, een mooi aspect van zijn werk. Hij weet dat er beheerders zijn die dat juist moeilijk vinden. “Dat kwam ook naar voren op de cursus. Of
beheerders die vonden dat de professionele insteek de overhand moest hebben. Maar dat hoeft niet. Je hoeft niet koste wat kost flink te zijn, dan onderdruk je je eigen emotie. Ze zeggen dan bijvoorbeeld
dat ze zich bewust afsluiten voor het leed van anderen en dat je dat wel moet doen om je werk te kunnen blijven doen. Maar het punt is dat je het daarmee alleen maar verstopt. En het komt toch een keer terug, als je in een zwak moment zit, en waarschijnlijker heftiger dan wanneer je er direct mee was omgegaan.” En dan krijg je beheerders of andere begraafplaatsmedewerkers die een burnout oplopen of het werk van de ene op de ander dag niet meer kunnen of willen doen. Voor Van Beek is de begraafplaats een oase van rust. “Er hangt altijd een serene sfeer. Maar vergeet niet dat wij mensen
de plek maken, het is de geest van de bezoekers. Wij creëren zelf die oase van rust.” En dat is waar Van Beek graag aan meewerkt. “Ik wil nabestaanden op de begraafplaats een thuisplek geven. Deze
plek is er niet voor de overledenen, maar voor de nabestaanden. Samen met hen zoek ik een plek waar ze zich prettig voelen.”
Tot slot wil hij graag nog één citaat meegeven waaruit blijkt dat spiritualiteit eigenlijk heel simpel is. “Het is een graftekst die ik afgelopen zomer op Terschelling zag. Op een witte steen stond: Gods wereld is mooi, het leven is mooi, mensen, jullie moeten meer lachen. De man die daar lag had precies door wat het leven inhoudt. Het leven is een grote schaterlach, wij mensen maken het zo ingewikkeld.