Het LOB-bestuur stelt zich voor, dit keer Jeroen van den Broek

Na Tonnie Homan, Mieke Verkuil, Roel Stapper en Kees van Tilborg is nu Jeroen van den Broek aan de beurt. Hij is penningmeester en lid van het Dagelijks bestuur en voelt zich ‘heel erg betrokken’ bij begraafplaatsen. Eén van zijn adviezen: Investeren en níet bezuinigen, want anders werk je alleen maar mee aan je eigen ondergang.

Het LOB-bestuur stelt zich voor, dit keer Jeroen van den Broek

© Anja Krabben

Na Tonnie Homan, Mieke Verkuil, Roel Stapper en Kees van Tilborg is nu Jeroen van den Broek aan de beurt. Hij is penningmeester en lid van het Dagelijks bestuur en voelt zich ‘heel erg betrokken’ bij begraafplaatsen. Eén van zijn adviezen: Investeren en níet bezuinigen, want anders werk je alleen maar mee aan je eigen ondergang.

“Misschien is het een goed idee als elk bestuurslid elk jaar vijf begraafplaatsen bezoekt en als blijkt dat ze geen LOB-lid zijn, hen daar dan op aanspreekt.” En hen over de voordelen van het lidmaatschap vertelt. Jeroen van den Broek, sinds eind 2014 bestuurslid en penningmeester van de LOB, komt op dit idee als hij vertelt dat hij ook in zijn vrije tijd graag begraafplaatsen bezoekt. Kijkt hij dan altijd of ze een LOB-schildje hebben, vroeg ik hem. “Ja, altijd,” is het antwoord. En als er geen schildje hangt, spreekt hij ze daar dan op aan? Heeft hij altijd informatie bij zich over het LOB-lidmaatschap dat hij dan kan achterlaten? “Nee, dat doe ik dan weer niet. Ik weet eigenlijk niet waarom.”

Betrokken, dat is het woord dat hij gebruikt, als het om begraven gaat. “Ik voel mij heel erg betrokken bij begraven en begraafplaatsen. Ik vind het mooi werk wat er gedaan wordt op begraafplaatsen.”

Hij vindt het dan ook jammer dat hij tegenwoordig beroepsmatig vooral in een crematorium te vinden is. Hij is voor Monuta locatiemanager van het crematorium in Stadskanaal, vanaf 2017. Daarvoor zwaaide hij de scepter in het crematorium in Nieuwegein én op begraafplaats Rustoord in Nijmegen, waar hij één dag in de week kantoor hield. “Maar als de organisatie iets anders met mij wil, dan geef ik daar gehoor aan.” Gelukkig is hij nog wel regelmatig te vinden op begraafplaats Kranenburg in Zwolle. Het Uitvaartcentrum Kranenburg, dat er naast ligt, is van Monuta en Yarden en Van den Broek zit voor Monuta in de directie.

jeroen-vd-b

Daarom bevalt het LOB-bestuurschap hem ook zo goed. “Het is fijn om met anderen in contact te zijn die even enthousiast zijn over begraafplaatsen als ik.” En daarom sprak hij ook graag af op zijn oude werkplek, Rustoord. Het is een mooie, oude begraafplaats (uit 1897), met een imposant poortgebouw en gelegen in een rustige, groene wijk. Diplomatiek zegt hij: “Ik ga niet zeggen dat het werk op een begraafplaats leuker is dan in een crematorium.” Maar hij wil wel beamen dat de ene werkplek misschien wat mooier en aantrekkelijker is dan de andere. “Wat ik uitdagender vind aan een begraafplaats is dat je er meer met regels te maken hebt. Of beter gezegd: met méér regels te maken hebt dan in een crematorium. En áls je iets regelt, dan leg je het ook meteen voor tientallen jaren vast. Dan scheep je als het ware je opvolger er mee op. Bijvoorbeeld je besluit een islamitisch veld aan te leggen, dan ligt dat veld er tientallen jaren, en wil je wel dat het een goed besluit was en het veld niet leeg blijft.”

“Wat ik ook bijzonder vind aan een begraafplaats is dat je er je klanten niet alleen tijdens de uitvaart tegenkomt. Sommigen zie je elke week, soms jarenlang.”

Reclame maken

Zoals hij eerder in De Begraafplaats vertelde, wil hij zich vooral sterk maken voor de zichtbaarheid van begraafplaatsen en een positieve beeldvorming van begraven en begraafplaatsen. Maar dat kan de LOB niet alleen, daar moeten begraafplaatsen zichzelf ook 100% voor inzetten.

Hoe doe je dat? “Door je te laten zien. Er is maar één manier om mensen naar je begraafplaats te krijgen en dat is door je zichtbaar te maken. Door bijvoorbeeld mee te doen aan de Week van de Begraafplaats. En door reclame te maken.”

“Jazeker doet Rustoord mee aan de Week.” Want juist als LOB-bestuurslid moet je het goede voorbeeld geven? “Nou, ik kan mij wel voorstellen dat het een jaar eens niet goed uitkomt. Maar dan moet je het jaar ervoor hebben meegedaan of het jaar erop weer mee gaan doen. Er moet wel een regelmaat zijn. Helemaal niet meedoen is geen optie. Het succes van de Week valt en staat met het aantal begraafplaatsen dat meedoet.”

Over reclame maken denkt hij hetzelfde. Doen. Want het gaat niet vanzelf, mensen trekken naar je begraafplaats. “Wij hebben met Rustoord ook reclame gemaakt. Ja, dat kost geld. Kosten gaan altijd voor de baat. En je kunt achteraf nauwelijks meten of het iets heeft opgeleverd. En toch moet je het doen.” Maar dan moet je er wel voor zorgen dat je begraafplaats er tiptop uitziet. Het moet hand in hand gaan met goed onderhoud op je begraafplaats, dus je gaat daar zeker niet op bezuinigen, maar brengt eerder het niveau van de dienstverlening omhoog. Uiteindelijk levert dat resultaat op, daar is hij zeker van.

Grote gemeenten of organisaties geven daarbij niet altijd het beste voorbeeld, meent Van den Broek.

“Soms lijkt het alsof grote organisaties zeggen: ‘okay, we hebben een begraafplaats, die hadden we misschien liever niet gehad, maar die kwam bij de overname van een crematorium of uitvaartcentrum. We gaan er niet extra onze best voor doen, het is niet onze hoofdzaak.’ En als je dan vervolgens gaat roepen dat de begraafplaats verliesgevend is, heb je daar feitelijk zelf aan meegewerkt. Nee, je moet investeren, het publiek vinden en zoveel mogelijk graven verhuren. In plaats van rekenen hoeveel fte het wel niet kost en hoe je daar op kan bezuinigen door het onderhoudsniveau omlaag te brengen.”

“Of, zoals je wel bij grote gemeenten ziet, het onderhoud gaat naar een andere afdeling. En dan stapt er een bezoeker met een vraag over bijvoorbeeld grafrechten af op iemand die aan het werk is op de begraafplaats, en die zegt dan ‘dat weet ik niet.’ Dat is slechte service.”

Mogelijk heeft dat beleid op Rustoord ook werkelijk zoden aan de dijk gezet. Want, zegt Van den Broek: “Wij zien hier geen teruggang in het aantal bijzettingen, maar zelfs een toename in het aantal reserveringen.”

Maar is dat alles voor kleine begraafplaatsen ook haalbaar? “Het is sowieso verstandig klein te beginnen, ook met je deelname aan de Week, dat raadt de LOB ook altijd aan. Maar júist omdat ze met vrijwilligers werken biedt dat kansen, want júist vrijwilligers zijn vaak super enthousiast.”

Praktisch

Het is aan de LOB om de kennis te leveren waarmee kleine én grote begraafplaatsen aan de slag kunnen. Dat ziet hij als een van de belangrijkste speerpunten voor de LOB: kennisoverdracht. “Zoals nu gebeurt op de studiemiddagen, de volgende is in november, dan gaat het over marketing en begraafplaatsen.” En zoals eerder pr & communicatie het thema van een studiedag was (november 2017).

“Het is jammer dat grote organisaties of gemeenten soms zeggen ‘wij hebben zelf al alle kennis in huis, dus voor ons is de LOB niet nodig’. Tegen hen zou ik willen zeggen: laat je eens verrassen. Maar ook: contacten leggen met veel verschillende collega’s is altijd goed. Zie het als een investering. Trouwens, zo hoog is het lidmaatschap nu ook weer niet.”

Maar zo kan ook de LOB zelf, het bestuur en bedrijfsbureau, meewerken aan meer zichtbaarheid, door het juiste moment te kiezen om in de openbaarheid te treden. Neem bijvoorbeeld resomeren dat, zo is de verwachting, zal worden meegenomen in de wijzigingen van de Wet op de lijkbezorging en binnenkort mogelijk zal zijn in Nederland. “Ik heb geen idee of veel mensen dit ook echt zullen kiezen. Wat ik wel weet is dat elke keer als resomeren of een andere nieuwe vorm van lijkbezorging ter sprake komt, dat ook weer een mooi moment is om begraven er tussen te krijgen. Om te vertellen dat er al een prachtige vorm van lijkbezorging is.” En om, als het zover is, te zorgen dat het poeder dat overblijft na resomeren naar de begraafplaats komt? “Precies.”

Iemand die zo’n liefde voor begraafplaatsen heeft, kan alleen maar ook zelf kiezen voor een graf, als het laatste uur geslagen heeft. En dat is ook zo. Maar waar zal dat graf liggen? “Ik ben heel praktisch. Daar waar ik woon. Nu is dat Zwolle.”

Zou dat ook een natuurbegraafplaats kunnen zijn? Er is tenslotte sprake van dat er een natuurbegraafplaats komt in zijn woonplaats. “Ik maak op zich geen onderscheid tussen natuurbegraafplaatsen of reguliere begraafplaatsen, het zijn allemaal begraafplaatsen en veel zijn lid van de LOB. Maar ik kies zelf voor een reguliere begraafplaats.” Het heeft te maken met de naam op het graf en dat een reguliere begraafplaats ook een begraafplaats blijft en niet opgaat in de natuur. “Want ook dat is een sterk punt van begraafplaatsen, die kun je niet zo maar even weghalen. Die zijn er voor de lange duur.”

Maar je kunt ze wel verwaarlozen. Zeer gedecideerd: “Nee, dat kan niet. Dat heb je niet met je klanten afgesproken. Dat kan absoluut niet. Je mág de begraafplaats niet verwaarlozen.”