Het tweede leven van een grafsteen

Met een monumentale dodenakker kunnen twee dingen gebeuren. In alle rust slaapt hij, met bijbehorend verval, voor eeuwig in; of de oude grafstenen ruimen stukje bij beetje het veld voor nieuwe. Begraafplaats Tongerseweg in Maastricht bewandelt een derde weg: hergebruik van oude stenen. Zo moet het karakter van de begraafplaats behouden blijven.

Het tweede leven van een grafsteen

© Harry Perrée

Met een monumentale dodenakker kunnen twee dingen gebeuren. In alle rust slaapt hij, met bijbehorend verval, voor eeuwig in; of de oude grafstenen ruimen stukje bij beetje het veld voor nieuwe. Begraafplaats Tongerseweg in Maastricht bewandelt een derde weg: hergebruik van oude stenen. Zo moet het karakter van de begraafplaats behouden blijven.

In een sfeervol hoekje van de Algemene Begraafplaats Tongerseweg in Maastricht staat dicht tegen de eeuwenoude ommuring een blauwgrijze hardstenen grafmonument van een dikke twee meter hoog. “Hier heb je nou een schoolvoorbeeld van hergebruik,” vertelt een enthousiaste Huub Noten, terwijl hij met zijn handen de barokke sierkrullen van het grafmonument streelt. “Is dat geen schitterend graf? Ze hebben er een nieuwe plaat op gezet met een nieuwe naam.” En daarmee, vertelt hij, dient deze negentiende-eeuwse steen voor een tweede keer als grafmonument. “Zouden ze dat tegenwoordig nog kunnen,” zo vraagt hij zich af, “zo’n steen maken?” Met de vraag weerklinkt het ontkennende antwoord al in zijn stem.

Noten is bestuurslid van Stichting Tongerse Hof, die hij in 1990 oprichtte. De stichting probeert het cultuurhistorische karakter te bewaren van de oude Maastrichtse begraafplaats aan de Tongerseweg (het eerste graf werd in 1812 gedolven). En dat karakter kan geen bezoeker ontgaan. Wie de begraafplaats via de ingang aan de Tongerseweg betreedt, waant zich in een museum voor grafmonumenten. Onder een herfstdak van oude eiken prijkt een collectie rijk versierde grafmonumenten, sommige tot wel drie meter hoog, die in schril contrast staan tot de grafstenen in het calvinistische noorden van Nederland. Hier, in de Bourgondische uitstulping, vinden we een mooie balans tussen de schreeuwerige dramatiek van de Zuid-Europese grafsteen en de saaie eenvoud van het Noorden, zet Noten uiteen. Bij een rondgang over de begraafplaats laat hij bij talloze graven een smeuïg verhaal horen, doorspekt met anekdotes. Noten is niet alleen een begenadigd verteller, maar ook een wandelend geschiedenisboek van het Maastrichtse politieke, sociale en culturele leven. Neem het graf van Gregorius van den Bergh, die ooit de Moerdijkbrug bouwde, of van Jozeph Holmann, beroemd romantisch cellist die de kinderen van keizer Hirohito nog les heeft gegeven; Noten kent ze allemaal.

Verrassend eenvoudig
De graven van deze beroemdheden, maar ook van minder illustere Maastrichtenaren mogen niet en passant in elkaar storten. Daarop richt de stichting haar inspanningen. Noten: “Dit kerkhof ademt een bepaalde sfeer uit. Dat komt voor een groot deel door de Naamse steen. Je moet ervoor zorgen dat je dit behoudt.” Dat doet Tongerse Hof op twee manieren. Op de eerste plaats behoedt ze een aantal oude grafmonumenten voor een langzaam maar zeker verval. Deze monumenten, bijna allemaal van hardsteen die ooit uit naburige Belgische groeven is gekapt, krijgen op kosten van de stichting een restauratiebeurt. Daarnaast stimuleert Tongerse Hof hergebruik van oude grafmonumenten. Wie wil, kan op de begraafplaats een oude grafsteen uitkiezen voor het eigen graf of dat van een overleden familielid of vriend.

Het hergebruik van de stenen gaat verrassend eenvoudig in zijn werk. Op het moment dat de oude steen boven een nieuw graf komt te staan wordt de oude letterplaat van de steen geschroefd en maakt deze plaats voor een nieuwe. Is er geen plaat, maar staan de namen en data gekapt in de steen, dan slijpt een steenhouwer een laagje van de steen en kapt er nieuwe namen en data in. Sommige hergebruikte grafmonumenten blijven op hun oude stek staan – het graf wordt dan van tevoren geruimd -; sommige verhuizen naar een nieuwe plaats. Kosten voor een oude steen: vijfhonderd gulden.

Versteend archief
Begraafplaatsbeheerder Andreas Dreessen staat aan de voet van een letterloos oud grafmonument dat klaar is voor hergebruik. De gemeentelijke begraafplaats wil, zo vertelt hij, het oude gedeelte van de begraafplaats nieuw lezen inblazen en tegelijk het bijzondere karakter bewaren. “Als je de stenen niet hergebruikt, dan worden ze geruimd na verloop van tijd. Want je kunt niet het hele oude gedeelte ongebruikt laten.” Het onvermijdelijk gevolg van ruimen zou zijn dat er splinternieuwe gladgepolijste stenen opduiken. En dat contrasteert wel heel erg met de oude hardstenen monumenten die in de loop der jaren in hetzelfde blauwgroen zijn uitgeslagen als dat van de eikenbasten. Door de oude stenen een tweede leven te geven voorkomt Dreessen dit. Maar niet alleen dat. “Nu komen er ook weer mensen die bloemen op het graf zetten.”

Niet alle oude grafmonumenten komen in aanmerking voor hergebruik. Sommige namen betekenen te veel voor de Maastrichtse geschiedenis om ze zomaar weg te beitelen, vindt Noten. Hij ziet de begraafplaats als een ‘versteend archief ‘. “Als je de geschiedenis van deze stad bestudeert, dan kom je de mensen uit die geschiedenis allemaal hier tegen.” En dus zijn er graven die uiteindelijk op het restauratielijstje en graven die op het hergebruiklijstje komen. Waar ligt de scheiding? “Heel eenvoudig,” antwoordt Noten. “Daarvoor hoef je alleen maar het stratenboek open te slaan. Als je het tot daar geschopt hebt, mag je graf met eigen naam blijven staan. Dat klinkt misschien populistisch, maar zo is het wel.”

Inmiddels hebben, zo schat Dreessen, zeventig à tachtig oude grafmonumenten een tweede leven gekregen. Registratie is er niet, niet door de begraafplaats en niet door de stichting. Dat lijkt de losse en vrijblijvende aanpak te typeren, waarin duidelijk omschreven doelen en herplaatsingscriteria ontbreken. Ook het aan de man brengen van de stenen gebeurt en passant. Noten: “We promoten het een beetje door het te roepen bij rondleidingen die we hier regelmatig geven. Veel mensen weten niet eens dat het kan.”

Dreessen, sinds achttien jaar beheerder op de begraafplaats, heeft het eerste hergebruik niet meegemaakt. Dat was in 1978. Vanaf begin jaren tachtig kwam het vaker voor, maar hij ziet het toch vooral als iets van deze tijd. “Als vroeger oma dood ging, werd het raam eens flink open gezet en werd de hele inboedel in de container op straat gegooid. Nu kijken de mensen naar de spullen en zeggen: ‘Hé, dat kunnen we nog opknappen en zelf gebruiken.'”

Brandnetels
De LOB, bij monde van voorzitter Willem van der Putten, vindt het hergebruik ‘een heel goede zaak’. Van der Putten: “Het draagt bij aan instandhouden van de oude begraafplaats. Het is fnuikend dat, als ergens de oude begraafplaats vol is en er komt een nieuwe, de oude wegkwijnt in de brandnetels.”

Wettelijke obstakels ziet de voorzitter, bekend als in grafzaken gespecialiseerd jurist, daarbij niet. “De steen is,” legt hij uit, “juridisch eigendom van de begraafplaats, maar zolang er grafrecht op rust is hij economisch eigendom van de familie. Als de familie hem na verloop van tijd niet wil hebben kan de begraafplaats hem opnieuw gebruiken.” Dat geldt voor huurgraven, maar ook voor koopgraven die op instorten staan. Daarbij moeten nabestaanden, waarschuwt Van der Putten, wel ruim de tijd krijgen om het graf alsnog op te knappen.

Hoewel de weg naar hergebruik dus vrij is, ziet Van der Putten amper begraafplaatsen die deze weg ook bewandelen. “Veel beheerders vinden dat toch een ethische kwestie,” constateert hij. “Ze zeggen: ‘Die steen is niet van ons, die kunnen wij toch niet gaan verkopen.'” Begrijpelijk maar onnodig, meent de LOB-voorzitter. Hij pleit in elk geval voor hergebruik van graven en, bij bijzondere monumenten, voor hergebruik van de grafsteen.

Op begraafplaats Tongerseweg duikt Noten de Kleine Straat in, een grafstraat waar onder een sombere bomenschaduw diepgroen uitgeslagen praalgraven langzaam liggen te verkommeren. “Dit moet u nog even zien,” zegt hij, alsof nu het grote geheim komt. “Hier liggen allemaal hele dure mensen. Die hebben ooit een paar duizend gulden op tafel gelegd en gedacht: dat zit wel goed, daar hoeft niemand meer naar om te kijken. En inderdaad,” (Noten loopt naar een gebroken en in elkaar gezakte grafsteen), “daar kijkt niemand meer naar om.” Even laat hij een pauze en zegt dan verontwaardigd: “Dat kan toch niet, daar schaam je je toch voor.” “Maar ach,” grapt hij meteen daarna, “het is natuurlijk wel mooi: een stervend kerkhof.”