Ik ben meer van het sturen, leiden en managen

Een van de belangrijkste speerpunten voor de komende tijd vindt Tom Sprenger, de nieuwe voorzitter van de LOB, de regiovorming en de regiobijeenkomsten. En zorgen dat kleine begraafplaatsen professioneler gaan werken. Want als het met hen misgaat, gaat het ook mis met de LOB. Als onze leden problemen hebben, hebben wij als LOB ook een probleem.

Ik ben meer van het sturen, leiden en managen

© Anja Krabben

Een van de belangrijkste speerpunten voor de komende tijd vindt Tom Sprenger, de nieuwe voorzitter van de LOB, de regiovorming en de regiobijeenkomsten. En zorgen dat kleine begraafplaatsen professioneler gaan werken. Want als het met hen misgaat, gaat het ook mis met de LOB. Als onze leden problemen hebben, hebben wij als LOB ook een probleem.

Tom Sprenger is hoofd begraafplaatsen en crematorium Haarlem. In de praktijk wil dat zeggen dat hij één dag in de week directeur van het Crematorium Haarlem, tweeënhalve dag hoofd begraafplaatsen Haarlem en anderhalve dag hoofd team groen gemeente Haarlem. Sprenger: “Ik denk dat het LOB-voorzitterschap een aantal uren per week zal gaan kosten, uren die ik in de avonden en in de weekends zal moeten vinden.”

Was het vanzelfsprekend dat u voorzitter van de LOB zou worden?
“Het was geen bewuste, eerder uitgedachte carrièreplanning. Ik had zelfs nog wel enige aarzeling. Het is vrijwilligerswerk dat je naast je gewone werk doet, ik moet er wel tijd voor hebben. En als ik het doe wil ik er ook iets van maken. Maar uiteindelijk was het mijn eigen idee om mezelf kandidaat te stellen als voorzitter. Omdat ik het leuk vind eens landelijk op dit terrein actief te zijn, en dan wel in sturende zin.”

We hebben afgesproken in het gloednieuwe crematorium aan de rand van Haarlem, naast begraafplaats Akendam. De komst van het crematorium zorgde voor Sprengers entree in de uitvaartwereld. “Ik werk nu 31 jaar bij de gemeente Haarlem en heb daar van alles gedaan, onder andere bij sociale zaken en bij volkshuisvesting. Eind 1997 werd ik gevraagd om dit nieuwe crematorium op te zetten en werd ik hoofd begraafplaatsen van de gemeente Haarlem.” Dat wil zeggen dat hij behalve over de begraafplaatsen Kleverlaan en Akendam ook over de rooms-katholieke begraafplaats St. Jozef de scepter zwaait. Via de werkgroep ‘Begraafplaatsen en crematoria’ van Vereniging Stadswerk kwam Sprenger drie jaar geleden in het LOB-bestuur terecht.

Sprenger beseft dat hij als nieuwe voorzitter een redelijk goed lopende vereniging mag leiden en dat dit voor een groot deel aan zijn voorganger Willem van der Putten is te danken. “Zeker. Van der Putten trad aan in 1999. De LOB had toen een periode van stagnatie achter de rug, werd omgezet van een stichting in een vereniging, kreeg een gloednieuw bestuur en werd nieuw leven ingeblazen. Ten tijde van het voorzitterschap van Van der Putten was het vooral belangrijk zoveel mogelijk leden te trekken. Dat is gelukt. Je kunt rustig zeggen dat de LOB inmiddels een succesvolle club is, met 604 leden.”

Om daar aan toe te voegen: “Dat mogen er van mij uiteraard meer worden, maar ik wil mij de komende jaren vooral richten op de leden die er nu zijn en hen bieden waar ze behoefte aan hebben. De LOB tot een vereniging maken waar elk lid altijd een beroep op kan doen. Daar hoort ook bij dat we op het Bedrijfsbureau, door gebruik te maken van allerlei eigentijdse middelen, zoveel mogelijk informatie voor onze achterban beschikbaar willen hebben. Denk hierbij ook aan een website.”

Goede relaties onderhouden
Ook goede contacten met andere beroepsgroepen in de uitvaartwereld, zoals uitvaartondernemers, zijn belangrijk, meent Sprenger. Op veel gebieden zijn begraafplaatsen tenslotte afhankelijk van uitvaartondernemers. “Als het om de lijkhoezen gaat bijvoorbeeld. Uitvaartondernemers zijn degenen die de slechte hoezen nog op de plank hebben liggen en die er voor kunnen kiezen die wel of niet te gebruiken. Daarmee wil ik niet zeggen dat het altijd onwil is van uitvaartondernemers als er iets misgaat. Ik weet uit ervaring dat dingen vaak gewoon niet bekend zijn. Regelmatig overleg is daarom belangrijk. Niet alleen op landelijk niveau, maar ook regionaal. In de regio Haarlem hebben we bijvoorbeeld één keer per jaar overleg met de uitvaartleiders. Hetzelfde wil ik opzetten met de steenhouwers.”

Maar dat lijkt in tegenstrijd met de keuze van het LOB-bestuur voor een eigen Ombudscommissie Begraafplaatsen in plaats van mee te doen aan de verleden jaar in het leven geroepen Stichting Klachteninstituut Uitvaartwezen.
“Dat lijkt inderdaad misschien vreemd, maar zoals wij de leden hebben laten weten, en zoals ook in het vorige nummer van De Begraafplaats te lezen was, hebben wij goede redenen om ons niet aan te sluiten bij de Stichting Klachteninstituut Uitvaartwezen. Ik wil ze graag nog eens opnoemen. Het bedrag dat de LOB zou moeten betalen voor deelname aan de regeling bleek veel hoger dan ten tijde van het opzetten van de regeling was besproken. En dan moet je daarbij bedenken dat zo ongeveer de helft van de LOB-leden gemeenten zijn die al een eigen klachtenregeling hebben en dus geen gebruik zullen maken van de Ombudsman Uitvaartwezen. Daarnaast vonden wij de snelle keuze van de ombudsman niet zo’n gelukkige. De heer Morren is een ex-directeur van Dela. Wij twijfelen zeker niet aan zijn integriteit, maar je moet elke schijn van partijdigheid zien te vermijden.”

Tijdens de laatste ledenvergadering bleek dat de leden het er niet mee eens waren. De leden hebben het bestuursvoorstel voor een eigen ombudsman aangehouden. Wat nu?
“In januari praten we er in het bestuur verder over. En begin februari hebben we een gesprek met de Stichting Ombudsman om te bezien hoe we verder zullen gaan.” (Helaas te laat om nog mee te nemen voor dit nummer, A.K.)

Professionaliteit
Een van de belangrijkste speerpunten voor de komende tijd vindt Sprenger de regiovorming en de regiobijeenkomsten. “Dat is een mooi middel om de kleine begraafplaatsen te laten profiteren van de groteren. In sommige regio’s werken deze bijeenkomsten al optimaal, elders moeten die nu goed van de grond komen.”

Sprenger ziet het als belangrijk punt de kleine(re) begraafplaatsen te helpen en adviseren bij hun weg naar meer professionaliteit. “De kleinere leden weten nu vaak te overleven dankzij hun vrijwilligers. Maar hoe lang kunnen ze nog zo door? De LOB kan hen helpen door adviezen te geven en door te verwijzen naar bedrijven en instellingen die kunnen helpen bij professionalisering of bij een mogelijke fusie of schaalvergroting. Het blijft overigens natuurlijk de eigen verantwoordelijkheid van de besturen, waaronder die kleine leden vallen, in hoeverre ze dat mogelijk maken. Maar het is ook van belang voor de LOB. Als het met hen misgaat, gaat het ook mis met de LOB. Als onze leden problemen hebben, hebben wij als LOB ook een probleem.”

Tom Sprenger
Geboren op 12 augustus 1946 in Amsterdam.
Huidige woonplaats: Driehuis, Noord-Holland.
Gehuwd met Mariejanna Klijnsma, samen drie kinderen, van 28, 26 en 23 jaar.
Heeft tussen 1964 en 1971 Nederlands recht gestudeerd aan de Gemeente Universiteit Amsterdam.
Is vanaf 1971 medewerker gemeente Haarlem, afdeling maatschappelijk welzijn. Was achtereenvolgens chef bureau woonruimtezaken, waarnemend hoofd afdeling maatschappelijk welzijn, directeur dienst woonruimteverdeling, hoofd afdeling volkshuisvesting, projectleider invoering 36 urige werkweek in Haarlem. Vanaf 1997 hoofd begraafplaatsen en directeur Crematorium Haarlem CV.
De meeste voldoening haalt hij uit: “Het feit dat ik met een kleine organisatie (twee kleine teams die goed met elkaar overweg kunnen) heel direct resultaten in bedrijfsmatig opzicht kan (helpen) behalen. Door de korte lijnen intern, de relatieve zelfstandigheid, grote flexibiliteit en grote inzet van alle medewerkers is het mogelijk zeer snel in te spelen op maatschappelijk en commercieel noodzakelijke veranderingen. Wij zijn met een vak bezig waarin je alles ten behoeve van je klant altijd goed moet doen. Want doe je het fout, dan is het nooit meer te herstellen. En daar is iedereen bij ons zeer goed van doordrongen.”
Weet nog niet of dit de baan is die hij tot zijn pensioen blijft doen. “Geen idee, maar het bevalt me goed.”