Leidt thanatopraxie tot verteringsproblemen

Zoals  eerder in De Begraafplaats was te lezen wordt de Wet op de lijkbezorging op een aantal punten aangepast. Een belangrijke wijziging, die naar verwachting per 1 januari 2008 in werking zal treden is dat thanatopraxie, een 'lichte vorm van balseming', zal worden toegestaan. Veel beheerders van begraafplaatsen vragen zich af of deze lichte conserveringsvorm nadelige gevolgen zal hebben voor het verteringsproces en dat zij bij ruiming van graven geconfronteerd zullen worden met onvolledig verteerde lijken. Is deze zorg terecht?

Leidt thanatopraxie tot verteringsproblemen

© Wim Zaalberg

Zoals  eerder in De Begraafplaats was te lezen wordt de Wet op de lijkbezorging op een aantal punten aangepast. Een belangrijke wijziging, die naar verwachting per 1 januari 2008 in werking zal treden is dat thanatopraxie, een ‘lichte vorm van balseming’, zal worden toegestaan. Veel beheerders van begraafplaatsen vragen zich af of deze lichte conserveringsvorm nadelige gevolgen zal hebben voor het verteringsproces en dat zij bij ruiming van graven geconfronteerd zullen worden met onvolledig verteerde lijken. Is deze zorg terecht?

Thanatopraxie kan het best worden omschreven als een lichte en tijdelijke vorm van conservering van een stoffelijk overschot met als oogmerk gedurende de periode van opbaring de lijkontbinding tijdelijk te remmen, de hygiëne te bevorderen en de overledene een natuurlijker en toonbaarder aanzicht te geven. Met deze methode wordt dus slechts een tijdelijk uitstel van de intreding van de ontbindingsverschijnselen bereikt en beoogd, waardoor in het bijzonder thuisopbaringen zonder koeling zullen kunnen plaatshebben.
Onder balseming wordt daarentegen verstaan het langdurig conserveren van een stoffelijk overschot, bijvoorbeeld bij internationaal rouwtransport, hetgeen leidt tot grote vertraging bij de uiteindelijk gewenste volledige skelettering, met alle gevolgen van dien bij het ruimen van graven.

Terwijl bij balseming een vloeistof wordt gebruikt die een relatief hoog percentage formaline bevat, is dit bij thanatopraxie slechts 0,5%. De rest van de vloeistof bestaat uit een samenstelling van water, kleurstoffen, zouten en andere mineralen om de lichaamscellen tijdelijk, voor ongeveer 10 dagen, te conserveren. De bloedbaan wordt gebruikt om de vloeistof door het hele lichaam te transporteren. Door de zeer lage concentratie van de formaline-oplossing is er dus een wezenlijk verschil tussen balsemen en thanatopraxie.
In navolging van een groot aantal Europese buurlanden, waar thanatopraxie al lang is toegestaan, wordt in ons land de laatste ongeveer 15 à 20 jaar overwogen deze conserverende handeling toe te laten. Daarbij zijn in de loop der jaren een groot aantal onderwerpen, zoals wet- en regelgeving, ethische aspecten en milieuaspecten aan de orde geweest. Hier besteden we alleen aandacht aan het laatste aspect.

Als stof uiteengevallen
De samenstelling van de vloeistof kan per leverancier verschillen. De hoofdbestanddelen zijn altijd water, formaline, zouten en kleurstoffen. Formaline (een oplossing van formaldehyde in water) is op zich giftig en zal dus in de bodem en het grondwater terecht komen. De minister van Binnenlandse zaken stelt in de Memorie van Toelichting (MvT) bij het wijzigingsvoorstel Wlb dat ‘onderzoek heeft aangetoond dat thanatopraxie geen nadelige invloed heeft op het ontbindingsproces als eenmaal begraven is.’ En ook Bas de Leng, werkzaam bij de Zorg Diensten groep – CMO/Docendo en een van de eerste in Frankrijk opgeleide thanatopracteurs, laat desgevraagd weten: “Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) heeft voor ons een conserverende vloeistof onderzocht en verwacht, gezien het zeer lage formaline percentage, geen risico’s voor het milieu. Ook de concentratie van de kleurstoffen en zouten zijn zo laag dat ze geen risico’s vormen.” Dat geldt ook voor mogelijke alternatieve conserveringsvloeistoffen die minder toxisch zijn dan formaldehyde. Bas de Leng: “Er is Frans onderzoek (in Frankrijk is thanatopraxie al jaren gangbaar, WZ) waarbij twee lichamen, één behandeld en één onbehandeld, onder dezelfde omstandigheden zijn begraven. Na zeven jaar werden de graven geopend. Het met thanatopraxie behandelde lichaam was verdroogd en als stof uiteengevallen. Het onbehandelde lichaam was op de gebruikelijke wijze ontbonden.”
“Als exploitant van twee begraafplaatsen kan ik mij de zorgen over onvolledige vertering zeer goed voorstellen,” zegt Henry Keizer, bestuursvoorzitter van De Facultatieve Groep. “Maar in het buitenland, waar sprake is van veelvuldige thanatopraxie en waar bovendien graven worden geruimd, zijn naar mijn beste weten geen onrustwekkende zaken voorgevallen bij het ruimen van graven. Het door u genoemde en in de MvT gebruikte voorbeeld van onderzoek is wellicht niet ‘gedegen wetenschappelijk’ te noemen, maar de feitelijkheid der praktijk telt natuurlijk ook wel mee.”

Opleidingen
De wetgever hecht aan een ongestoorde ontbinding. Het verbod op balseming in art. 71 van de Wlb blijft dan ook gehandhaafd. Er wordt een lid aan het artikel toegevoegd waarin is bepaald dat ‘conserverende bewerking die ten hoogste tien dagen effect heeft’ is toegestaan. Voorts kunnen bij ministeriële regeling eisen worden gesteld aan de opleiding en de vakbekwaamheid van degenen die de bewerking uitvoeren, alsmede aan de wijze van bewerking.

De verwachting is dat de branche dit zelf gaat doen. Te denken is daarbij ondermeer aan een verplichtende norm, opleidingseisen, methode, concentratie en samenstelling van de vloeistoffen et cetera.

De Facultatieve, dat onlangs het toonaangevende Franse bedrijf Hygeco, onder andere specialist op het gebied van thanatopraxie, heeft overgenomen, zal met een Nederlandse opleiding tot erkend thanatopracteur gaan starten. Ook Bas de Leng van CMO/Docendo verzorgt opleidingen.

Zal thanatopraxie net zo’n ontwikkeling te zien geven als in Frankrijk waar, aldus Keizer, circa 40% van de overledenen deze behandeling ondergaat? De tijd zal het leren, maar de verwachting is dat het niet zo’n vaart zal lopen. Daar is ons volkje misschien te nuchter voor.