Rechter: verplaatsen kist toegestaan

Het verschuiven van een kist naar het midden van het graf werd in juni 2008 door de rechter toegestaan. Een opmerkelijk vonnis, volgens mr. Willem van der Putten, omdat de rechtbank vergunning van de burgemeester niet nodig achtte. Het blijkt verder van belang om de maten van graven in het beheersreglement vast te leggen.

Rechter: verplaatsen kist toegestaan

© mr. W.G.H.M. van der Putten

Het verschuiven van een kist naar het midden van het graf werd in juni 2008 door de rechter toegestaan. Een opmerkelijk vonnis, volgens mr. Willem van der Putten, omdat de rechtbank vergunning van de burgemeester niet nodig achtte. Het blijkt verder van belang om de maten van graven in het beheersreglement vast te leggen.

In het vorige nummer van dit blad besprak ik al het vonnis van 18 juni 2008 van de rechtbank Roermond. En wel op het punt dat de rechter stelde dat een kerkelijke begraafplaatshouder zijn beheersreglement vóór de begrafenis in een nieuw graf aan de rechthebbende ter hand moet stellen. Maar er was nog meer aan de hand met dit vonnis. Ik roep nog even de feiten in herinnering. Begin januari 2007 was een man overleden, die op een parochiebegraafplaats ter aarde was besteld. Tussen het graf en het buurgraf was enige extra ruimte, die later gelijkelijk aan beide graven werd toebedeeld. Het stoffelijk overschot van de man lag daardoor in de beleving van de nabestaanden niet meer in het midden van het graf en niet recht onder het grafmonument. De nabestaanden vroegen de parochie medewerking te verlenen aan het opschuiven van de kist, zodat die recht in het midden zou staan. De parochie weigerde dit, met een beroep op de grafrust. De weduwe liet op het een rechtszaak aankomen en kreeg van de rechter haar zin.

De rechtbank overwoog dat beoordeeld diende te worden of het parochiebestuur in redelijkheid tot het door haar genomen besluit had kunnen komen. De nabestaanden stelden dat op 7 januari 2007, tijdens het uitzoeken van de locatie van het graf, met de parochie de afspraak was gemaakt dat het graf iets verbreed zou worden, omdat een naastliggend smal tegelpad verwijderd zou worden. De parochie ontkende later deze afspraak, onder andere met een beroep op haar reglement. De rechtbank overwoog dat los van de vraag of er wel of geen afspraak was, de parochie niet duidelijk gemaakt had welk in redelijkheid te respecteren belang zij had bij haar houding om geen verplaatsing of opschuiving toe te staan. Uit het reglement van de begraafplaats bleek geen standaard maatvoering van de graven en er stond ook niets in over de afstand tussen de graven. Welvroeg de rechtbank zich af of de door de parochie gehanteerde afstand niet strijdig was met de in het Besluit op de lijkbezorging (Blb) genoemde afstand van tenminste 30 cm. tussen de graven. Blijkbaar was het de rechtbank niet duidelijk dat met het begrip ‘graven’ in artikel 5 van het Blb de (ruimte van de) kisten bedoeld zijn.

Het parochiebestuur stelde bang te zijn voor precedentwerking. De rechtbank vond dat ook onvoldoende grondslag om het verzoek van de rechthebbende niet te honoreren, omdat de ruimte was ontstaan door het verwijderen van een tegelpad en niet gebleken was dat er op de begraafplaats meer tegelpaden lagen die verwijderd zouden gaan worden waardoor er meer ruimte tussen de graven zou ontstaan. Bovendien was door de rechthebbende weduwe gesteld – en door de parochie niet weersproken – dat er wel meer graven waren waar van de door de parochie gestelde maatvoering was afgeweken. Het parochiebestuur stelde dat dit graven met oudere rechten waren die gerespecteerd moesten worden, maar de rechter concludeerde hieruit dat afwijkingen dus wel mogelijk zijn.

Vrijwillige verstoring grafrust
Een belangrijk punt voor de parochie was dat de grafrust gerespecteerd zou moeten worden. De rechtbank kwam op dit punt tot een opmerkelijke uitspraak. De rechtbank stelde namelijk dat de verstoring van de grafrust onvoldoende reden was om niet aan het verzoek van de weduwe te voldoen, aangezien het het graf van de echtgenoot betrof en er sprake was van ‘vrijwillige verstoring van de grafrust’. Dit heeft tot op heden bij mijn weten nog geen enkele rechter ooit als argument genoemd om een opgraving toe te laten, terwijl het wel vaak, soms impliciet, als reden was aangevoerd. Ieder verzoek om een opgraving is een verzoek om ‘vrijwillige verstoring’, nietwaar? De parochie beriep zich ook op artikel 29 Wet op de lijkbezorging; er zou een vergunning van de burgemeester nodig zijn. De rechtbank vond dit niet van toepassing, omdat geen sprake was van een herbegraving, maar van een verplaatsing van de kist. Mijns inziens ging de rechtbank hiermee in de fout, want artikel 29 spreekt niet over herbegraven, maar over opgraven. En je kunt een kist alleen verplaatsen als je hem eerst opgraaft. Bovendien blijkt uit de jurisprudentie dat de bescherming van de grafrust een belangrijk motief is om opgraving aan een vergunning te onderwerpen. Dat de grafrust (een beetje) verstoord zou worden, ontkent de rechtbank niet. Alleen nu het ‘vrijwillig’ is, vond ze het niet erg. Ik denk niet dat dat
de bedoeling van de wetgever was. Althans niet om die afweging over te laten aan de begraafplaatshouder, maar toe te kennen aan de burgemeester. De rechtbank besloot om het parochiebestuur te veroordelen om de weduwe toe te staan de kist binnen een week te verplaatsen en daaraan medewerking te verlenen.

Al met al heb ik de indruk dat de rechtbank in deze kwestie erg met de wens van de weduwe begaan wasen daarom de insteek koos om te beoordelen of het parochiebestuur in redelijkheid tot het door haar genomen besluit had kunnen komen. Een rechter die wat meer op de tekst van de wet had gelet en ook eens in de jurisprudentie had gekeken, zou waarschijnlijk tot de slotsom zijn gekomen dat verplaatsing van de kist niet mogelijk was omdat vergunning van de burgemeester ontbrak. Uit de wet en uit andere jurisprudentie blijkt dat de begraafplaatshouder ook geen beslissingsmacht heeft ten aanzien van het eventueel opgraven van een kist op verzoek van de rechthebbende. Als er door de burgemeester vergunning is verleend dient zij aan de opgraving mee te werken; als er geen vergunning is mag zij geen medewerking verlenen. Wel mag een kist (tijdelijk) worden opgegraven als dat voor het beheer van de begraafplaats noodzakelijk is, bijvoorbeeld als een grafkelder waar de kist in staat moet worden gerestaureerd wegens instortingsgevaar. Of als een kist moet worden uitgenomen omdat vergunning is verleend voor de opgraving van een dieper begraven kist. Maar dat zijn andere situaties. Een ander aspect is dat, nu de burgemeester buiten beeld was gehouden door de rechtbank, derden – bijvoorbeeld kinderen van de overledene – ook geen bezwaar konden maken tegen de verstoring van de grafrust.

Jurisprudentie is soms vreemd; de insteek en waarschijnlijk ook de persoonlijke opvatting van de rechter kunnen van grote invloed zijn op de uitkomst. Wat echter in deze zaak ook een les kan zijn, is dat als een begraafplaatshouder voor de graven vaste maten wil hanteren, hij ze dan ook duidelijk in het beheersreglement of de beheersverordening moet zetten. En dat hij niet al te makkelijk uitzonderingen moet maken, want die scheppen precedenten.