Regenwormen, de onzichtbare grondverbeteraars

"Slechts weinig andere dieren hebben een zo grote betekenis voor de geschiedenis van de aarde als deze zo eenvoudig georganiseerde wezens." - Charles Darwin

Regenwormen, de onzichtbare grondverbeteraars

© Wim Zaalberg

“Slechts weinig andere dieren hebben een zo grote betekenis voor de geschiedenis van de aarde als deze zo eenvoudig georganiseerde wezens.”
– Charles Darwin

Trots omdat ik binnenkort voor de tweede keer opa zou worden, zei ik tegen mijn kleindochter: “Zo Inge, wat hoorde ik van mama, komt de ooievaar bij jullie een broertje of zusje brengen.” Het antwoord was: “Nee opa, dat doet de ooievaar niet, baby’tje zit in mama’s buik.” Tja, daar ga je dan als goedwillende opa, die voor de oorlog werd geboren en opgevoed ruim voor de seksuele revolutie. Waarom geloven kinderen niet meer in de ooievaar en andere zaken rond geboorte, maar gelooft het merendeel van de volwassenen wél nog steeds dat je, nadat je dood en begraven bent, wordt opgepeuzeld door de wormen? In zijn boek Onder de groene zoden schrijft Jasper Enklaar: ‘Wormen hebben altijd al een grote plaats ingenomen in de verbeelding van mensen als de dood ter sprak kwam. In de realistische grafmonumenten van de Middeleeuwen waren het wormen, duidelijk zichtbaar uit het lijk kruipend, die de voorbijganger moesten dwingen tot bespiegelende gedachten over het futiele van het aardse bestaan. En nu nog is het een wijdverbreide gedachte dat wormen een rol spelen bij de lijkontbinding. Maar dat is een fabel. Als er begraven wordt volgens de voorschriften van de wet, ligt een lijk onder een laag van ten minste vijftig centimeter aarde.* En dat is te diep voor wormen. Bij de ontbinding zijn het veel meer de zuurstof in de grond en de in het lichaam en de omgeving aanwezige bacteriën die het ontbindingsproces in gang zetten en aan de gang houden.’

Toen ik klein was vertelde mijn vader me hoe het kwam dat in de winter al die steeltjes van de afgevallen bladeren rechtop in het gras stonden; dat kwam doordat de wormen de blaadjes naar beneden trokken om die in hun donkere holletjes onder het gras lekker op te peuzelen. Later, toen ik groot was, begreep ik dat mijn vader me vertelde dat wormen planteneters en geen vleeseters waren. Of zou ik het misschien toch verkeerd hebben?

Ik grijp een oude encyclopedie. Wel fraaie tekeningen van wormen in allerlei soorten en maten, met indrukwekkende Latijnse namen, maar niets over wat die beestjes nu eten. Dan maar de dikke Van Dale. Bij het woord worm word ik niet veel wijzer. Wel bij het synoniem pier. ‘Hij is voor de pieren’ en ‘Zo dood als een pier’. Over die laatste uitdrukking zegt het idioomwoordenboek van Van Dale: ‘De uitdrukking zal wel ontleend zijn aan het taaie leven van de regenworm, die zelfs in stukken verdeeld blijft bewegen.’ Maar waarom zou je juist een worm die maar niet dood wil als symbool gebruiken?

Dan maar internet. Op de zoekmachine ingetikt: Voedsel en wormen, met als zoekresultaat 1990 vermeldingen! Mijn oog valt op ‘Botetende wormen ontdekt’ (gepubliceerd 30 juli 2004). Daar gaat mijn stelling. Want als er botetende wormen zijn zullen er ook vast wel vleesetende wormen zijn, je moet tenslotte eerst door het vlees om bij het bot te komen.

Het blijkt toch anders: voor de kust van Californië zijn twee nieuwe soorten wormen ontdekt die zich lijken te voeden met de botten van dode walvissen. Volgens biologen die de wormpjes nader hebben bestudeerd blijken de wormen zich echter helemaal niet rechtstreeks te voeden met botten, maar met de bacteriën die de walvisbotten afbreken. De twee zogenaamde botetende soorten zijn ingedeeld in een apart geslacht, Osedax geheten, wat ‘bot eten’ betekent. En dat is een geheel ander geslacht dan waartoe onze begraafplaatspier of onze gewone regenworm behoort, die luistert naar de naam Lumbricus terretris. Die gewone ‘huis-, tuin- en keuken-worm’, zo lees ik al snel verder op internet, ‘leven in de grond waar ze een nuttige bijdrage leveren aan de recycling: ze verteren plantenresten en hun uitwerpselen zijn pure humus.

De site www.neerlandstuin.nl wijdt ruim twee pagina’s aan onze regenworm (klik eerst op ‘bodem/grond’ en dan ‘de worm’): ‘De grond wordt er beduidend beter van structuur van, kruimelig en goed luchtig. Precies wat iedere boer en tuinder wenst.’ En: ‘Wormen leven en werken het liefst in het duister. Tot aan het grondwater is hun werkterrein. Het meeste voedsel is in de bovenlaag van de bodem te vinden, dus daar houden ze zich ook het meeste op, maar gangen tot een diepte van wel twee meter zijn geen uitzondering.’ Waarmee de uitleg van Enklaar waarom wormen geen lijken eten niet lijkt te kloppen. Wormen kunnen makkelijk tot lijkhoogte komen, maar ze houden niet van mensen.

Conclusie
– Helaas voor begraafplaatsbeheerders, maar er bestaan geen botetende wormen.
– Als u dood en begraven bent, hoeft u niet bang te zijn door de wormen opgegeten te worden. Laten we met elkaar als vaklieden dit fabeltje de wereld uit helpen.
– Begraafplaatswormen eten plantenresten. Wormen maken compost dat uitstekend is voor bomen en andere planten op begraafplaatsen. Ga dus in het najaar niet als een gek te keer met een bladzuiger en laat de natuur gewoon haar gang gaan; anders krijg je schrale dichtgeslagen grond waar geen boom meer in wil groeien. Spit vervolgens lekker ouderwets in het vroege voorjaar de plantvakken en werk het restant van het blad onder de grond. Help de wormen een beetje.
– Wormen zorgen voor een luchtige grond, dus indirect bevorderen wormen wel degelijk de vertering van onze doden.

* Moet zijn 65 cm, dat schrijft het besluit op de lijkbezorging voor.