Slecht voor het milieu, maar goed voor het welbevinden?

Begraven, cremeren of ter beschikking stellen aan de wetenschap, andere vormen van lijkbezorging zijn nu niet mogelijk in Nederland. Yarden onderzoekt en bepleit al jaren de mogelijkheid van cryomeren en resomeren, en vroeg TNO te onderzoeken hoe milieuvriendelijk de verschillende ‘oude’ en mogelijk nieuwe methoden van lijkbezorging zijn. Begraven komt er slecht van af, maar het is maar net hoe breed je het bekijkt.

Slecht voor het milieu, maar goed voor het welbevinden?

© Anja Krabben

Begraven, cremeren of ter beschikking stellen aan de wetenschap, andere vormen van lijkbezorging zijn nu niet mogelijk in Nederland. Yarden onderzoekt en bepleit al jaren de mogelijkheid van cryomeren en resomeren, en vroeg TNO te onderzoeken hoe milieuvriendelijk de verschillende ‘oude’ en mogelijk nieuwe methoden van lijkbezorging zijn. Begraven komt er slecht van af, maar het is maar net hoe breed je het bekijkt.

Bij resomeren wordt het lichaam ontbonden en opgelost door middel van een speciale vloeistof en verwatering. Bij cryomeren wordt gebruik gemaakt van bevriezing, waarna het lichaam wordt ontbonden. In beide gevallen rest een kleine hoeveelheid poeder, wat min of meer vergelijkbaar is met de asresten na een crematie.
Je kunt je afvragen waarom Yarden zo graag één van deze twee nieuwe technieken wil introduceren in Nederland. Want is daar echt behoefte aan? In 2010 zei Peter van Wageningen, directievoorzitter van Yarden dat resomeren of cryomeren een alternatief biedt voor mensen “die niet de voorkeur geven aan begraven en zich onprettig voelen bij het idee van verbranden.” Daarnaast gaf hij als argument dat de nieuwe technieken “in het verlengde liggen van cremeren, maar claimen duurzamer, milieuvriendelijker, ruimtebesparend en mogelijk voordeliger te zijn.”

Die milieuvriendelijkheid is op verzoek van Yarden onderzocht door TNO, die deze zomer rapport uitbracht in ‘Milieueffecten van verschillende uitvaarttechnieken’ (te downloaden op www.uitvaart.nl). TNO heeft de vier verschillende uitvaarttechnieken vergeleken door middel van een Life Cycle Assessment. Een Levenscyclusanalyse (LCA) wordt ook wel ‘Wieg tot graf analyse’ genoemd. Met deze methode wordt de totale milieubelasting bepaald van een product gedurende de hele levenscyclus. In het geval van de lijkbezorging gaat het dan om: winning en productie van grondstoffen, materialen en/of producten voor niet natuurlijke componenten zoals de kist, machines, grafmonument et cetera; Voorbereidingen voor het beoogde proces, zoals graven, voorverwarmen van de crematieoven, et cetera; Uitvoering van de uitvaarttechniek; Onderhoud van het graf (inclusief groenvoorziening), de oven en ander materieel; Verwerking van reststoffen zoals metalen, overblijfselen (bijv. as), afvalwater, et cetera; Transport en andere logistieke handelingen tussen de verschillende processtappen of technieken. Niet meegenomen is het voorbereidend deel, de activiteiten vanaf het moment dat een persoon overlijdt tot en met de afscheidsceremonie. TNO heeft gekeken naar 11 milieueffectcategorieën, waaronder verzuring, vermesting, klimaatverandering, humane toxiciteit, aantasting ozonlaag, smogvorming en landgebruik.

Milieueffecten
De conclusie van het TNO-rapport luidt dat cryomeren en resomeren voor vrijwel alle milieueffectcategorieën de kleinste impact hebben (alleen voor vermesting heeft resomeren de grootste impact, die veroorzaakt wordt door het hoge nutriëntgehalte van het afvalwater). Begraven heeft voor alle milieueffectcategorieën (behalve voor vermesting) de grootste impact. Cremeren neemt voor alle milieueffectcategorieën een tussenpositie in.

TNO heeft ook berekend welke kosten er gemaakt moeten worden om de milieubelasting terug te brengen tot een maatschappelijk verantwoord niveau, dat heet de schaduwprijs. Begraven komt er dan het slechtste uit. De schaduwprijs voor het begraven van ‘een gemiddeld overleden persoon’ bedraagt 85 euro. Resomeren komt er het beste uit, met 0 euro. De andere twee uitvaarttechnieken liggen daar tussenin: ongeveer 30 euro voor cremeren en 10 euro voor cryomeren.
Het grootste deel van de 85 euro bij het begraven komt op rekening van de milieueffectcategorie ‘ruimtebeslag’ (52 euro), gevolgd door humane toxiciteit (10 euro) en broeikaseffect (9 euro). TNO-woordvoerder Toon Ansems legt uit: “Die paar vierkante meter van het graf komt ieder jaar weer terug.” Maar ook speelt een rol dat er hout wordt gebruikt voor de kist, de productie daarvan neemt land in gebruik. Ansems: “Het broeikaseffect, maar ook smog, ontstaat door het energiegebruik bij het maken van de grafsteen en het vervoer van de steen per schip uit India.”

Verder is een minpunt van begraven dat er geen hergebruik en recycling van materialen plaatsvindt, zoals bij de andere uitvaartechnieken, wat compenserend werkt voor de negatieve effecten. Het rapport: ‘Vooral cryomeren en resomeren bieden betere mogelijkheden om waardevolle metalen resten te recyclen, die anders terecht zouden komen in de bodem, het water en/of de lucht tezamen met de overblijfselen. Bij cryomeren en resomeren kunnen er ook kleine hoeveelheden edelmetalen gescheiden worden van de overblijfselen. De recycling van deze edelmetalen leidt tot een compensatie van milieueffecten.’ Bij resomeren en cryomeren zal de kist zelfs worden hergebruikt.

Kanttekeningen
In het TNO-rapport is alleen het milieueffect beoordeeld. En dat is niet hetzelfde als duurzaamheid, wil Ansems benadrukken. “Veel mensen maken die vergissing. Milieu is een onderdeel van duurzaamheid. Als je een duurzaamheidsberekening maakt, kijk je naar drie dingen: people, planet, profit. ‘People’ staat voor het welbevinden van de mens, ‘planet’ staat voor het milieu en ‘profit’ staat voor de economie.”

Betekent dit dat als je naar het ‘hele plaatje’ kijkt, naar de duurzaamheid van de diverse uitvaarttechnieken, dat begraven dan wel eens als ‘heel gunstig’ uit de bus zou kunnen komen? Want begraven levert, in tegenstelling toe alle andere uitvaarttechnieken, ook nog iets op: een begraafplaats, een groene long in stad of dorp, een plek waar mensen tot rust kunnen komen. Een crematorium heeft geen enkele andere nevenfunctie. Ansems: “Dat kan, maar dat hebben wij niet onderzocht. Op verzoek van de LOB doen wij uiteraard graag zo’n duurzaamheidsonderzoek waarin alles wordt meegenomen. Vergeet niet dat een stadspark ook milieuonvriendelijk kan zijn als er kunstmest wordt gebruikt. Het onderhoud van het graf, het maaien van het gras met machines, de mest die wordt gebruikt bij nieuwe beplanting, alles speelt een rol.”
Bij het rapport is de TNO uitgegaan van de huidige ‘gemiddelde Nederlandse situatie’. Er staat: ‘Hoeveel beter de “best practice” is en hoeveel ruimte er is om de huidige technieken minder milieubelastend te maken, zou nog apart onderzocht kunnen worden.’ Want daar kan veel gehaald worden. Het beste voorbeeld is wederom de grafsteen, die in bijna alle gevallen van ver komt en waar bij de winning nog veel milieuwinst valt te behalen.

Relativering
Zoals gezegd zijn de voorbereidingen die plaatsvinden voorafgaand aan de uiteindelijke lijkbezorging niet meegenomen in het TNO-onderzoek. Deze voorfase draagt uiteraard ook bij aan de milieubelasting. Dit betreft bijvoorbeeld het afleggen van het lichaam (inclusief gekoeld opbaren), het versturen van rouwberichten en de afscheidsceremonie zelf (onder andere aulagebruik, eigen vervoer genodigden en koffietafel). Opmerkelijk is dat uit ‘een oriënterende berekening’ door TNO is gebleken, dat de milieubelasting van de voorfase, uitgedrukt als schaduwprijs, veel groter is dan van de vier uitvaarttechnieken zelf, namelijk ca. 220 euro per voorfase per lichaam.

Zo gezien is een begraafplaats opeens heel milieuvriendelijk. Kunnen we ons dan niet beter richten op die facetten van de uitvaart? Ansems: “Dat is de beroemde afwenteling. Wijzen naar nog grotere milieuvervuilers en zeggen ‘pak die eerst maar aan.’ Maar alles helpt. Hoe klein dan ook.”

schema tno - LOB

Afbeelding uit het TNO-rapport: Systeemschets met de voornaamste processtappen in de levenscyclus van de vier uitvaarttechnieken. Bij begraven wordt het lichaam in een afgedekt graf in de grond geplaatst. Er bestaan enige varianten hierop, waarbij het lichaam bijvoorbeeld bovengronds begraven wordt, maar deze zijn in het onderzoek niet meegenomen.