Tarieven te hoog? Om de tafel!
© Anja KrabbenZe staan al enige tijd flink in de belangstelling: de gemeentelijke graftarieven. Ze zijn te hoog en stijgen te snel, menen sommigen. Dat valt wel mee, zeggen veel gemeenten, de tarieven zijn vaak nog lang niet kostendekkend.
Uitvaartverzekeraar Dela gooide eind verleden jaar de knuppel in het hoenderhok met een persbericht onder de titel ”Gedwongen’ crematie vanwege gestegen grafrechten’. De LOB was ‘not amused’ en reageerde met een eigen persbericht. Hetzelfde deed de VNG. Hoog tijd de partijen rond de tafel te zetten. De Begraafplaats organiseerde een rondetafelgesprek en nodigde hiervoor vertegenwoordiger uit van Dela, Monuta, VNG, de NUVU en de LOB. Monuta was de enige partij die liet weten geen belangstelling te hebben.
Het gesprek vond plaats op begraafplaats en crematorium De Essenhof in Dordrecht. Arie van Kooten, gastheer en deelnemer aan het gesprek, oogde en was ook ziek. Hij verontschuldigde zich vooraf dat hij niet op zijn best zou zijn en was gedeeltelijk afwezig vanwege een doktersbezoek. De overige deelnemers, in alfabetische volgorde: Johan Hoekman, directeur/eigenaar Uitvaartverzorging De Bevelanden en tevens bestuurslid NUVU; Jack van der Putten, directeur Uitvaartverzorging Dela; en Rick Verelzen, beleidsmedewerker bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Van Kooten is behalve directeur van De Essenhof ook LOB-bestuurslid. Gespreksleider was Willem van der Putten, directeur Grafzorg Nederland. Er wordt afgesproken dat er wordt getutoyeerd. (Om verwarring te voorkomen wordt Willem van der Putten hieronder consequent aangeduid als ‘gespreksleider’ en Jack van der Putten met zijn achternaam.)
Ook Monuta was uitgenodigd. Tenslotte heeft deze verzekeraar er de laatste jaren veel aan gedaan de grafprijzen onder de aandacht te brengen, met hun ‘onderzoek naar de stijging van grafkosten’. Reden van afwijzing, bij monde van hoofd Marketing & Communicatie Monique Kastelein: ‘We willen onze onafhankelijke positie behouden. Wij willen op objectieve wijze inzicht geven in de kosten van een begrafenis. De bepaling van de hoogte van de kosten is een zaak van de gemeenten. Wij willen ons daar niet in mengen.’
Vooraf hadden de gesprekpartners diverse stellingen ontvangen aan de hand waarvan gediscussieerd kon worden (zie daarvoor het kader bij dit artikel). Tevens waren er twee vragen ’ter huiswerk’ opgegeven: 1. Wat zijn de hoogste en laagste grafprijzen die u kent? En wat is volgens u het kwaliteitsverschil tussen die twee? 2. Wat is een redelijke prijs voor een eigen graf en waarom?
Om direct duidelijk te krijgen om welke bedragen het nu eigenlijk gaat, werd begonnen met de beantwoording van de eerste vraag. Echter niet door Verelzen. Hij vindt beantwoording ondoenlijk. “Het hangt van zoveel factoren af: is het een algemeen of eigen graf, op een openbare of kerkelijke begraafplaats, de looptijd, hoe is de ligging, de extra service, het onderhoud, zitten alle kosten erin of komen er nog kosten bij? Al die zaken moeten worden meegenomen en geanalyseerd. Doe je dat niet, dan verstrek je het publiek feitelijk verkeerde informatie.”
Feitelijk verwoordt hij hier de kritiek die van diverse kanten, waaronder de LOB, is geuit op het Monuta-onderzoek naar grafprijzen. Zoals Monuta het wil, alle grafprijzen meenemen, is te ingewikkeld wil je het goed doen, is ook de unanieme conclusie aan deze tafel.
Ook Hoekman weet dat. “Het is feitelijk appels met peren vergelijken.” Toch constateert hij alleen in zijn eigen werkgebied, ‘het Zeeuwse’, aanzienlijke verschillen. “De gemeente Reimerswaal heeft het goedkoopste eigen graf, een dubbelgraf, één diep, voor 30 jaar en dit kost 2600 euro. Het duurste graf is te vinden in de gemeente Noord-Beveland: 6300 euro voor een dubbelgraf, ook één diep, maar voor onbepaalde tijd.”
Dela heeft alleen met algemene graven te maken, omdat een eigen graf niet in het pakket zit van de verzekeraar. Van der Putten: “Zelfs dan is het lastig vergelijken, de looptijd en aantal personen in een graf kunnen verschillen, maar toch zijn de verschillen indrukwekkend. De duurste algemene graven die wij kennen kosten tussen de 5000 en 7000 euro. De goedkoopste algemene graven zijn te vinden in Hendrik-Ido-Ambacht (186 euro) en Oud-Beijerland (156,90 euro).”
Percentages zeggen weinig
Echt ‘schandalig’ maken ze het in Tholen, meent de gespreksleider. Daar werden de grafprijzen in de jaren 2003 t/m 2006 achtereenvolgens verhoogd met 50, 60, 70 en nog eens 70%. De nieuwe prijs na al deze verhogingen: slechts 625 euro. Waarmee even duidelijk wordt gesteld dat het geven van percentages soms zeer misleidend werkt. Verelzen: “Bovendien brengen deze uitzonderlijke verhogingen de gemiddelden fors omhoog. Ze vertekenen het algemene beeld. Het beeld dat veel mensen hebben – en waarin ze door het persbericht van Dela worden bevestigd – dat de gemeente een marktpartij is die geld verdient, is volstrekt uit de lucht gegrepen. Dat mag helemaal niet. Artikel 229b van de Gemeentewet zegt dat gemeenten hooguit kostendekkend mogen verhuren; de gemeente mag dus geen geld verdienen aan begraafplaatsen. Niet de marktwerking bepaalt hoe duur een graf is, maar de kosten bepalen de prijs.” Van der Putten lijkt verbaasd: “Geldt dat ook voor eigen graven?” Verelzen: “Dat geldt zowel voor algemene als eigen graven.” Waarmee stelling 2 (zie kader), die overigens letterlijk uit het Dela-persbericht is gehaald (het was de ondertitel), door hem van tafel wordt geveegd. Hoekman wil daar echter wel de volgende opmerking bij maken: “Misschien ís het niet zo, maar de consument belééft het wel zo. Neem dat duurste en goedkoopste graf in mijn regio. De consument beseft het verschil van looptijd niet. Die ziet gewoon exact hetzelfde graf en hoort twee totaal verschillende prijzen.”
Er zit Verelzen meer dwars. “Ook zegt Dela in haar persbericht dat de tarieven de laatste jaren schrikbarend verhoogd zijn. Dat is gewoon niet waar. Wij hebben Dela om cijfers ter onderbouwing gevraagd. Die kregen we niet. Dat vind ik kwalijk. Dus hebben we zelf een onderzoek uitgevoerd. We hebben 100 gemeenten gevraagd naar hun verhoging in 2005 en 2006. Daaruit bleek, enkele uitzonderingen daargelaten, dat de meerderheid een verhoging van 1 à 2 % heeft uitgevoerd.”
Van der Putten van Dela heeft andere cijfers en verklaart zich nu wel bereid deze te delen met de VNG en anderen. “Onze cijfers gaan over de Dela-uitvaarten, 20.000 uitvaarten per jaar, en wij begraven in het ‘meest gebruikelijke graf’. In de meeste gevallen is dat een algemeen graf voor 10 jaar. In 2001 zijn de tarieven gestegen met 7%, in 2002 met 4%, in 2003 met 8%, in 2004 met 6%, in 2005 met 5½%, stijgingen die ver boven de jaarlijkse prijsinflatie zijn. Over de afgelopen vijf jaar is dat een stijging van tussen de 35 en 40%.” Verelzen: “Dit geeft een heel ander beeld dan uw persbericht van verleden jaar.” Van der Putten: “Maar het correspondeert niet met uw eigen onderzoek.”
Hoekman zegt zich te kunnen herkennen in de percentages van Dela. “Ik begrijp ook heel goed waar ze vandaan komen. Bij veel gemeenten zijn de tarieven jarenlang hetzelfde gebleven, zij maken nu een forse inhaalslag door in één keer enorm te verhogen. Dat is echter niet goed. Want ze vergeten daarbij de bevolking, én de uitvaartondernemers, hierover goed voor te lichten. Leg uit waarom. Maak het inzichtelijk.” Daar is Verelzen het geheel mee eens. “De voorlichting kan beter. Maar als je meent dat de tarieven meer dan kostendekkend zijn of dat de gemeente de inkomsten uit de grafrechten voor oneigenlijke doeleinden gebruikt, bijvoorbeeld om het OZB-gat te dichten zoals Dela beweert, dan moet je dat aanhangig maken.”
Van Kooten: “Ik verdenk Dela er ook van met politiek bezig te zijn door op deze wijze naar buiten te treden. Ga naar de gemeenten toe en praat met B&W, vraag waar de verhogingen vandaan komen.”
Kostendekkendheid en marktwerking
Kunnen prijzen en prijsstijgingen echter altijd worden uitgelegd? Hoekman: “In één Zeeuwse gemeente is de prijs voor het delven van een graf omhoog gegaan van 188 naar 1750 euro. Voor het eenvoudige graven van een gat!” Ook Van der Putten kent zo’n voorbeeld: “In Naarden kost alleen het graf delven 2278 euro. Het geldt overigens voor veel gemeentelijke diensten. Hoe geloofwaardig ben je als je voor een paspoort in de ene gemeente dubbel zo veel moet betalen als in de andere.”
Gespreksleider: “Dat kun je inderdaad niet uitleggen. Maar misschien moet de aanklacht dan anders luiden. Niet: ze verdienen er aan. Maar: ze maken te hoge kosten.”
Verelzen: “Kostendekkend is een lastig begrip, want je hebt bij grafdelven niet alleen met het uurloon van de grafdelver te maken, maar ook met de waarde van de grond, de kapitaallasten.” Van der Putten: “De tariefomschrijving moet de lading dekken. Grafdelven is grafdelven, het openen en dichten van het graf. Daar gaat het mank, het is niet transparant.” Verelzen: “Toch moet de waarde van de grond wel verdisconteerd worden in het verhaal.”
“Het is inderdaad maar net welke kosten je wilt meenemen,” meent de gespreksleider. “Welke overhead- en kapitaallasten, welke historische lasten? Maar dekt het begrip kostendekkendheid niet ook vaak grote inefficiency, kostenonbewustheid en een argument als: we hebben het altijd zo gedaan en blijven het dus zo doen?”
Van der Putten: “Misschien moet ook anders gedacht worden. Moet de politiek antwoord geven op de vraag: wat vinden wij dat het mag kosten? En wat kunnen wij doen om het betaalbaar te houden? Die instelling ontbreekt nu.”
De gespreksleider beaamt dit. “Is er altijd een bewustzijn van de kosten? En beseft de politiek wel altijd wat ze haar burgers aandoet door tarieven klakkeloos te verhogen? Want hoe logisch is het 2287 euro te rekenen voor het graven van een graf?” Van der Putten: “Wij kunnen voor een crematie ook makkelijk 5000 euro vragen en dit met argumenten aankleden, maar dat is maatschappelijk niet verkoopbaar.”
Dat het wel degelijk kan, (relatief) goedkoop en kostendekkend, bewijst De Essenhof, meent hij. “In Dordrecht kost een algemeen graf evenveel als een crematie, namelijk 683 euro. Dat vind ik een mooi uitgangspunt.” Van Kooten: “Dat was een politieke beslissing. En wij werken daarmee al jaren kostendekkend.” Van der Putten: “Je moet het natuurlijk wel goed managen, dat wil zeggen kosten terugdringen en beheersen.”
De gespreksleider tot Verelzen: “Moet de VNG niet in de bres springen voor de burger en de grafrechten betaalbaar houden?” Verelzen: “Daarom zijn in het verleden ook de gemeentelijke begraafplaatsen gecreëerd en algemene graven in het leven geroepen. Zodat iedereen begraven kan worden. En betaalbaar.” Gespreksleider: “Maar wordt dit standpunt nog steeds bewust en actief nagestreefd?” Verelzen: “Dat weet ik niet. Bedoel je dat we moeten besluiten het tarief voor een algemeen graf zo laag mogelijk te houden en dat we de kostendekkendheid halen uit de eigen graven? Dat is een leuke stelling.”
Van der Putten vindt dat een prima idee: “Feitelijk is dat stelling 5 en die stelling onderschrijf ik. Het is een zorg voor de gemeente om voor iedereen een begrafenis mogelijk te maken. Je moet onderscheid maken tussen algemene en eigen graven. De eerste hebben toch van oorsprong een andere functie dan de laatste. Ik ben voor een zekere vorm van marktmechanisme als het om eigen graven gaat. Dat is tevens mijn antwoord op vraag 2. Wat is een redelijke prijs voor een eigen graf? Ik zou zeggen: wat de gek er voor geeft. Uiteraard moet de keuze tussen betaalbare algemene en eigen graven er dan wel zijn.”
En dan moeten er wel overal algemene graven zijn. Is dat zo? De gespreksleider denkt dat 20% van de gemeenten geen algemene graven heeft. “Bijna alle gemeentelijke begraafplaatsen hebben algemene graven, maar dat is niet altijd bekend.” Hij geeft één voorbeeld: “Jonkerbos in Nijmegen heeft een hoekje met algemene graven, maar de burger weet dat niet. De uitvaartondernemers zeggen het niet, ‘want het komt toch zo weinig voor.’ Bovendien hebben algemene graven een negatief aureool. En is dat wel terecht? Gemeenten doen er weinig aan dit te veranderen. Ze moeten het algemeen graf opwaarderen tot een volwaardig alternatief.”
Transparantie en nuancering
Voorlichting is belangrijk, daar is iedereen het over eens. Maar om de verantwoordelijkheid daarvoor nu alleen bij de uitvaartverzekeraars te leggen zoals in stelling 5 (zie kader) gebeurt, gaat de meesten te ver. Hoekman: “Bij ons heeft één gemeente een mooie en duidelijke folder, de rest niet. Een folder werkt beter dan mondelinge voorlichting. Je kunt als uitvaartondernemer wel uitleggen wat een algemeen graf inhoudt, maar dat blijft op zo’n moment slecht hangen. Als je een folder met duidelijke informatie kan achterlaten, kunnen mensen het rustig in hun eigen tijd lezen.”
Toch meent Van Kooten dat ook de verzekeraars in gebreke blijven. “Ik hoor bijvoorbeeld: ‘Ik ben bij Dela verzekerd en die regelen alles voor me. Ook het graf.’ Dat is echter niet zo. Geef duidelijk aan wat de mogelijkheden zijn, dat je verzekerd bent voor de allergoedkoopste manier van begraven.”
Van der Putten: “Dat staat ook in de voorwaarden, dat je verzekerd bent voor een enkel graf voor de periode van 10 jaar inclusief onderhoud. Het probleem is dat een algemeen graf in de ene gemeente een ander graf is dan in de andere gemeente, wat looptijd en aantal personen betreft. Dat kun je niet allemaal opnemen, want dan zou de polis drie kantjes beslaan. Het zou goed zijn als we het begrippenkader zouden uniformeren. En, ook niet onbelangrijk, dat we de actuele informatie op tijd krijgen. Onze grootste zorg als verzekeraar ligt rond het begraven. Het is voor ons bijna onmogelijk om adequate en actuele voorlichting te geven. Niet zelden krijgen we informatie over de tarieven pas als we ergens voor het eerst komen. Het wordt trouwens ook lastig voorlichten als op 31 december het tarief 1100 euro is en op 1 januari het dubbele.” Hoekman: “En de tariefopbouw kan eenvoudiger. Die is niet alleen bij elke gemeente verschillend, maar vaak ook zeer uitgebreid. Ik heb een enorm dik boekwerk met alleen de tarieven.”
Alleen dat al maakt het bijna onmogelijk voor een grote verzekeraar om stelling 6 (zie kader) in praktijk te brengen. Regionaal werkende uitvaartondernemers kunnen dat wel. Hoekman levert een grafmonumentpolis die individueel wordt afgesloten. Er is behoefte aan constateert hij, maar hij beaamt ook Van der Puttens aanname dat het zeer arbeidsintensief is. De verzekering moet worden aangepast als de situatie verandert, hetzij die van de klant (verhuizing), hetzij die van de begraafplaats (hogere tarieven). Van der Putten: “Bij naturaverzekeraars is dat niet mogelijk. Dat wil niet zeggen dat bij ons niets extra’s mogelijk is. Daar hebben we de Plusverzekering voor. Die kan bijvoorbeeld gebruikt worden voor de extra kosten van een eigen graf.”
“Misschien moeten we gemeenten aanzetten tot meer transparantie,” meent de gespreksleider. “De LOB heeft hierin een taak, maar ook de VNG.” Tot Verelzen: “De Begraafplaats is vooral op de werkvloer te vinden. Het NG-Magazine ligt echter op het bureau van de wethouder en de politici nemen de beslissingen. Moet daarin niet regelmatig geschreven worden over dit onderwerp?” Hoekman: “Dat wil ik graag ondersteunen. Vaak hebben de uitvoerenden op de begraafplaats prima ideeën, maar sneuvelen die op een hoger plan.” Verelzen geeft toe dat ‘begraafplaatsen’ misschien onderaan de lijst staat van onderwerpen, maar belooft het onder de aandacht te brengen bij de redactie.
Jack van der Putten: “De reden dat wij de publiciteit hebben gezocht is omdat we de grafprijzen op de agenda van de gemeenten willen krijgen.” Verelzen: “Dat heeft dan toch echt averechts gewerkt. Als je iets op de politieke agenda wilt hebben, dan moet je de nuancering zoeken.”
Crematie neemt toe
Dat de nuancering in het Dela-persbericht grotendeels ontbrak, lijkt geen verkeerde constatering. Want niemand, behalve Van der Putten, herkent stelling 1. Hoekman: “Ik hoor het niet in mijn eigen regio en niet van NUVU-leden. Van der Putten: “Ondanks dat Dela een algemeen graf vergoedt, zien we vaak dat mensen afzien van een andersoortig graf – terwijl ze dat wel zouden willen. Ook constateren we een toenemend kostenbewustzijn. Bovendien zien we het crematiepercentage stijgen. Van 60 naar 65% in de afgelopen vijf jaar. Op basis van die cijfers lijkt het dat mensen om meerdere redenen, maar òòk vanwege het kostenaspect, kiezen voor cremeren.”
Landelijk gezien is het crematiecijfer de laatste vier jaar gestegen met 2 ½%, weet Van Kooten. “En het klopt dat er over het algemeen minder wordt begraven de laatste jaren.” De meeste gesprekspartners betwijfelen echter dat dit feit, meer crematies, direct kan worden gekoppeld aan de stijging van de grafprijzen. Er worden meerdere factoren genoemd die een rol spelen bij het kiezen voor crematie in plaats van begraven. Hoekman: “Mensen zijn anders over een uitvaart gaan denken. De samenleving is steeds individueler geworden. Mensen willen vaak niet meer de zorg van een graf.” Gespreksleider: “De kwaliteit van de crematoria kan een rol spelen. Ze zijn vaak mooier en moderner aangekleed. Van sommige dorpsbegraafplaatsen met verzakte paden word je niet vrolijk.” Verelzen: “Er is een andere beleving van de dood.” Van der Putten belooft te overwegen de vraag ‘waarom kiest u voor crematie?’ mee te nemen in de enquête die Dela aan nabestaanden voorlegt. “Maar de ontwikkeling van het aantal crematies baart mij echt zorgen. Dat betekent dat er minder begraven gaat worden. En vanuit de gedachte van kostendekkend werken, betekent het dat als je nú geen maatregelen neemt, de tarieven omhoog blijven gaan.” Over stelling 3 (zie kader) kan hij dan ook kort zijn. “Als de tarieven voor begraven zouden dalen zouden wij dik tevreden zijn.” En dat is een uitspraak waar iedereen zich prima in kan vinden.
Het laatste woord over dit onderwerp is zeker nog niet gezegd. Als De Begraafplaats ertoe heeft kunnen bijdragen dat de diverse gesprekspartners elkaar voortaan opzoeken voor een goede gedachtenwisseling in plaats van elkaar in de openbaarheid via persberichten in de haren te zitten, dan is dit gesprek meer dan geslaagd.
De stellingen
1. Het komt steeds vaker voor dat mensen min of meer gedwongen worden te kiezen voor een crematie omdat ze geen begrafenis kunnen betalen. 2. Gemeenten gebruiken grafrechten als melkkoe.
3. Uitvaartorganisaties maken bewust negatieve publiciteit over begraven om zelf meer te verdienen aan hun crematoria.
4. Iedereen heeft recht op een begrafenis. En dat is een taak/zorg van gemeenten.
5. Uitvaartverzekeraars moeten hun klanten bij het afsluiten van een verzekering beter voorlichten over begraven en grafrechten, over het verschil tussen algemene en eigen graven en wat beide kosten.
6. Uitvaartverzekeraars zouden in navolging van de Verenigde Staten ook ‘pre-need grave’-verzekeringen moeten afsluiten. (Mensen betalen vooraf en in etappes voor hun graf.)