Wat wil de oudere?

Begraven op de korte termijn. Harry Perrée legt zijn oor te luister bij vier bewoners van een algemeen bejaardenhuis: wie wil er begraven worden, wie gecremeerd? En waarom? Elders in dit nummer onderzoekt een student journalistiek het begraven op de lange termijn: wat wil de jongere?

Wat wil de oudere?

© Harry Perrée

Begraven op de korte termijn. Harry Perrée legt zijn oor te luister bij vier bewoners van een algemeen bejaardenhuis: wie wil er begraven worden, wie gecremeerd? En waarom? Elders in dit nummer onderzoekt een student journalistiek het begraven op de lange termijn: wat wil de jongere?

Uit de LOB-enquête blijkt dat 16% van de 65-plussers kiest voor begraven. In het Nijmeegse Oud Burger Gasthuis legt De Begraafplaats zijn oor te luister bij vier bewoners. Is cremeren daar ook favoriet? De een denkt bij begraven aan “mensen die elkaar in de haren vliegen”, de ander denkt bij cremeren aan “een pot met as en dat is het dan.”

Aan een lange tafel in Grand Café De Borger is Wim de Vries (69) zojuist aan tafel geschoven voor een kop koffie en een praatje. De Borger is niet alleen café, maar vooral ook ontmoetingsruimte van de bewoners van het Oud Burger Gasthuis (OBG) in Nijmegen, waar ouderen zelfstandig wonen en zorg afnemen van OBG. Omdat een van de medewerksters vertrekt naar een andere werkgever, trakteert ze vandaag. “Een lekker gebakje,” zegt De Vries tegen zichzelf, als hij een geelgeglazuurde lekkernij toegeschoven krijgt.

Waar medebewoners aan tafel geen trek hebben in vragen over begraven en cremeren – “ik ben pas halfweg,” vindt een bejaarde man – ziet De Vries er geen been in. Met zijn blauwrood geruit petje, roodgeruit hemd met korte mouwen, witte sportschoenen onder een bruine pantalon en een rood lint met sleutels om zijn nek, lijkt de goedgeluimde bejaarde man klaar voor een schoolreisje. Hij wil worden gecremeerd, reageert hij prompt, alsof de overschakeling van gebakjes naar crematies een heel logische is. De voorkeur voor cremeren heeft hij van thuis meegekregen. “Mijn ouders zijn allebei gecremeerd. Ik vond het wel heel moeilijk om de as ergens uit te strooien. Mijn moeder zei: niet boven zee, want ik houd niet van zwemmen,” zegt hij en maakt een hoog hummend geluid, als bij een gesmoord binnenpretje. “Als ik grapjes maak … daar kan ik niks aan doen,” verduidelijkt hij zijn gehum. “De hele familie is gecremeerd. Die overleden zijn… je moet eerst overleden zijn om gecremeerd te worden.” Gehum.

Waterpolo

Als Ben van Loef (72) even later aanschuift en hoort dat het over begraven en cremeren gaat, zegt hij kordaat: “Gooi me maar in de Waal. Ik meen het, ik zou er niet wakker van liggen. Dan spoel ik vanzelf naar zee.” Een grapje? Niet helemaal. “Ik heb 45 jaar waterpolo gespeeld, dus dan weet je het wel. Dan hou je van water.” Daar komt bij dat Van Loef – “ik geloof in God, maar daar heb ik dan ook alles mee gezegd” – aan begrafenissen geen goede herinneringen heeft. “Ik heb alleen maar negatieve dingen meegemaakt bij begraven. Als eigenaar van een taxibedrijf heb ik begrafenissen gereden. Mensen die elkaar in de haren vliegen; dat is niet de bedoeling. Begraven is iemand naar zijn laatste rustplaats brengen en dat was het dan. Dan ga je toch geen ruzie maken! En dat gebeurt vrij veel, vind ik. Ik denk dat het bij cremeren ook wel voorkomt, maar niet zoveel. Dat komt harder over dan begraven. In de fik steken noemen ze het. Cremeren is strak, de dienst kort. Kort, snel en weg,” vat hij samen.

Omdat in de Waal gooien illegaal is, opteert Van Loef voor cremeren. Hoewel hij de uiteindelijke keuze overlaat aan zijn vrouw. “Ik denk dat die voor cremeren kiest. Want ze heeft tegen mij gezegd dat ik haar moet laten cremeren. We hebben het er wel over, ja. Dat moet wel. Op deze leeftijd moet je het er wel over hebben, je hebt niet het eeuwige leven.”

Medebewoner De Vries kan zich, ondanks zijn voorkeur voor cremeren, voorstellen dat mensen begraven willen worden. “Ik ben katholiek van huis uit. Dus dan krijg je een hele mis erbij, en zang en gedoe allemaal. Daar moet je van houden. Ik vind dat wel mooi. Begraven vind ik heel mooi als het in een dorp gebeurt. De mensen zijn er veel meer bij betrokken, vind ik. Ik heb een huisvriend, directeur van een begraafplaats in Lent, hier vlakbij. Daar worden de mensen nog steeds begraven,” zegt hij en neemt een hap van zijn gebakje. Maar ja, aan begraven zit, vervolgt hij, ook “gedoe … met een steen en lettertjes en moeten die goud of zilver zijn?”

Ook het onderhoud speelt een rol in de keuze voor cremeren, geven De Vries (gescheiden en zonder kinderen) en Van Loef (getrouwd en twee kinderen) toe. De Vries: “Dat lijkt mij een groot probleem. Dat je mensen zoekt die dat doen. Ik zie in de praktijk – dan praat ik over de begraafplaats in Lent – dat dat niet makkelijk is. Ieder voorjaar plantjes en bloemetjes halen, met kerstmis een kerstboompje, een piek erop. U kent dat wel…,” wendt hij zich vrolijk hummend tot zijn buurvrouw aan tafel. Van Loef: “Mensen komen er zo weinig. Er wordt niet naar omgekeken.” Hij ziet het bij het graf van zijn schoonvader. “Hoe lang hij dood is? Twaalf, dertien jaar, misschien nog wel langer. Dat bedoel ik nou. Kijk wat er gebeurt met zo’n graf. Hij is dan wel begraven, maar we zijn nooit meer geweest. Mijn vrouw niet, ik niet. En het was een prachtkerel, daar niet van.”

Broodje kroket

Toch, als ouders hun kinderen verliezen, is de keuze voor begraven begrijpelijk, meent De Vries. Dan blijkt dat hij een zoontje verloren heeft. “Overleden. Bij de geboorte. En het leven gaat toch door,” zegt hij op opgeruimde toon. Zijn zoontje is begraven in Barneveld, waar hij voor zijn werk gewoond heeft. “Nee, ik kom nooit meer bij dat graf. Te emotioneel.” Beïnvloedt dat zijn keuze nu? “Jawel, jawel…,” peinst hij. “Het idee dat je de grond in gaat, lijkt me zo erg. Ik vind cremeren dan beter,” concludeert hij, om zijn serieuze opmerking af te toppen met een kwinkslag. “Ik vind het enige nadeel van crematie, dat je gehaast wordt. Als je er zit en als toegift een broodje kroket krijgt, dan moet je er weer gauw uit, want dan moet de volgende er weer in.”

Aan het andere uiteinde van de tafel zit José Antheunis (74), die zich verplaatst in een rode scootmobiel, het gevolg van een hersenbloeding. Verder is ze volledig bij de pinken. Antheunis – roodgeverfd haar, groen shirt op een bonte legging, een stuk of vijf gouden kettingen rond haar nek – woont alleen in het OBG. Een echtgenoot heeft ze niet meer. “Ik was getrouwd, hij heeft de benen genomen.” Hoewel ze ziet dat steeds meer mensen in haar omgeving kiezen voor cremeren, heeft ze zelf nooit getwijfeld over haar keuze voor begraven. Ze weet al waar. “In het familiegraf van mijn ouders in Heilig Landstichting. Vroeger kwam ik daar ieder jaar met kerst. Nu kom ik er nooit meer. Het is een beetje moeilijk met een rolstoel.”

Vreest ze nooit dat ze misschien een graf achterlaat dat vervolgens niet wordt onderhouden? “Ik heb twee kinderen en twee kleindochters en twee kleinzonen. Nee, ik heb het daar nooit over met mijn kinderen.” Maar de kinderen weten wel wat hun bejaarde moeder wil. “En ik heb een goede vriend die alles regelt, de financiën en zo. Die weet ook wat ik wil.”

Het familiegraf van haar ouders wordt, denkt ze, verzorgd door de begrafenisondernemer. Onwaarschijnlijk? “Oh,” reageert ze even geamuseerd als ontzet, “als je hier zit weet je niet meer hoe het in de wereld gaat.” Het is alweer ruim tien jaar geleden, schat ze, dat ze voor het laatst bij het graf van haar ouders is geweest. “Zolang heb ik dit.” Ze wijst op haar been, dat ze door die hersenbloeding niet meer kan gebruiken. “Ik denk dat het het werk van mijn broer is nu. Dom, hè. Daar denk je nu niet meer aan, aan het onderhoud van het graf.”

Dat het onderhoud van een grafmonument er bij inschiet, dat snapt ook Antje Klaver (87, op verzoek niet haar echte naam) wel. Klaver – blauwwitte blouse met korte mouwen, een lichtgroene broek en crèmekleurige slippers – zit op een bank in de gang met haar rollator voor zich. Al dertig jaar weet ze dat ze gecremeerd wil worden als ze dood is. “Dat hadden mijn man en ik al besloten. We zagen het niet zitten in een kist begraven te worden en dan langzamerhand te verteren. Dood is dood, dus opruimen dan,” stelt ze gedecideerd. “Mijn man z’n urn staat op het kerkhof in Malden, waar mijn zoon woont. Daar kom ik dus bij.”

Een kist die langzaam verteert: “Ik heb dat altijd iets akeligs gevonden. En op een gegeven moment wordt zo’n kist toch geruimd. Dat is bij mijn ouders ook gebeurd. Die wilden per se begraven worden, maar op een gegeven moment is dat weg.”

Wederopstanding

Klavers associatie bij cremeren is “dat het gelijk afgelopen is. Je hebt een pot met as en dat is het dan.” Geruststellend, vindt ze. “Vroeger dachten de mensen dat er een wederopstanding zou komen. Dat is natuurlijk flauwekul. Dat vond ik al heel vroeg, want de graven worden geruimd en dan gaan een hoop botten ergens in een grote kuil.” Geloof speelt in haar keuzes geen grote rol meer. “Ik was Nederlands-hervormd, maar er waren zoveel dingen waar ik het niet mee eens was, ik denk: dan laat ik me beter uitschrijven.”

Ook in haar omgeving ziet ze dat overledenen meer gecremeerd dan begraven worden. Eén broer is inmiddels gecremeerd. “Mijn familie, mijn zussen en zwagers … de meesten worden gecremeerd. Eén zus van mij niet. Die wil begraven worden.” Hoewel ze een paar keer per jaar de urn van haar man bezoekt, wil ze zelf geen graf achterlaten. “Ik weet nog dat we vroeger elke week naar de graven van mijn opa’s moesten. Nou, dat vonden wij helemaal niet leuk, iedere zondag naar het kerkhof.”